9.1 Krachten



Hoofdstuk 4 Krachten

1 / 41
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson



Hoofdstuk 4 Krachten

Slide 1 - Slide


Leerdoelen  blz 168
Je kan beschrijven wat een kracht is
Je kan 3 verschillende krachten benoemen
je weet hoe je een kracht kunt tekenen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Eigenschappen van krachten
  • onzichtbaar

  • er zijn altijd twee voorwerpen nodig

  • het ene voorwerp oefent een kracht uit op het andere voorwerp

    Slide 4 - Slide

    krachten tekenen
    • beginnen in aangrijpingspunt
    • hebben een richting
    • de krachtpijl heeft een bepaalde grootte
    • de gebruikte schaal wordt erbij geschreven

    Slide 5 - Slide

    Kracht

    Slide 6 - Slide

    Aangrijpingspunt en richting - 1
    2
    1
    3

    Slide 7 - Slide

    Effecten van krachten
    • verandering van vorm (blijvend of tijdelijk)

    • verandering van snelheid 

    • verandering van richting

    Slide 8 - Slide

    Krachten meten
    krachten kunnen gemeten worden met behulp van een krachtmeter. deze wordt ook wel een veerunster genoemd.

    Slide 9 - Slide

    Enkele begrippen
    Het symbool voor kracht is :  F

    De eenheid van kracht is: Newton of N

    Slide 10 - Slide

    Welk symbool geeft kracht aan in de natuurkunde?
    A
    B
    B
    P
    C
    K
    D
    F

    Slide 11 - Quiz

    Wat is de eenheid van kracht?
    A
    Watt
    B
    Newton
    C
    Centimeter
    D
    Newton per kilogram

    Slide 12 - Quiz

    Wat is geen kenmerk van een kracht
    A
    je kan een voorwerp van richting veranderen
    B
    Je kan een voorwerp vervormen
    C
    Je kan een voorwerp van snelheid veranderen
    D
    Je kan krachten zien

    Slide 13 - Quiz


    Leerdoelen  blz 168
    Je kan beschrijven wat een kracht is
    Je kan 3 verschillende krachten benoemen
    je weet hoe je een kracht kunt tekenen

    Slide 14 - Slide


    Leerdoelen  blz 168
    soorten krachten, massa, gewicht, Fz, Fn

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Video

    Verschillende soorten krachten
    • zwaartekracht
    • veerkracht

    • spankracht
    • wrijvingskracht
    • magnetische kracht
    • elektrische kracht

    Slide 17 - Slide

    Zwaartekracht  Fz
    Kracht waarmee de aarde aan een voorwerp trekt.

    Fz = m x g
    g is de valversnelling, op aarde 9,81 N/kg.
    Op de maan is g kleiner, dus Fz ook kleiner.


    Slide 18 - Slide

    massa m
    massa m in kg is altijd en overal hetzelfde.
    Op de maan is g kleiner, dus Fz ook kleiner.
    Je massa op de maan is hetzelfde als op aarde.

    Slide 19 - Slide

    Gewicht G in Newton
    Gewicht G met eenheid Newton
    Gewicht is de kracht die een massa uitoefent op een ondersteunend vlak.
    Op de maan is g kleiner, dus Fz ook kleiner.
    Je massa op de maan is hetzelfde als op aarde.
    Omdat je minder hard op het maan oppervlak duwt is je gewicht ook kleiner.


    Slide 20 - Slide

    Normaalkracht Fn
    De normaalkracht Fn is de kracht die een ondersteunend oppervlak op jou uitoefent.
    Gewicht is de kracht die een massa uitoefent op een ondersteunend vlak.
    zie figuur 8

    Slide 21 - Slide

    Normaalkracht Fn
    Op de maan is g kleiner, dus Fz ook kleiner.
    Je massa op de maan is hetzelfde als op aarde.
    Omdat je minder hard op het maan oppervlak duwt is je gewicht ook kleiner.
    De maan duwt dus ook minder hard terug, dus is je normaalkracht ook kleiner.

    Slide 22 - Slide

    Lift 1
    In de lift sta je op een weegschaal. je massa bedraagt 50 kg.
    De lift beweegt met constante snelheid omhoog.
    Hoe groot is je massa?
    Hoe groot is je zwaartekracht?
    Hoe groot is je gewicht?
    Hoe groot is je normaalkracht?

    Slide 23 - Slide

    Lift 2
    De lift gaat nu omhoog versnellen.
    Hoe groot is je massa?
    Hoe groot is je zwaartekracht?
    Hoe groot is je gewicht?
    Hoe groot is je normaalkracht?

    Slide 24 - Slide

    De lift gaat nu omhoog versnellen.
    Je normaalkracht:
    A
    wordt groter
    B
    blijft gelijk
    C
    wordt kleiner

    Slide 25 - Quiz

    De lift gaat nu omhoog versnellen.
    Je massa:
    A
    wordt groter
    B
    blijft gelijk
    C
    wordt kleiner

    Slide 26 - Quiz

    De lift gaat nu omhoog versnellen.
    Je zwaartekracht:
    A
    wordt groter
    B
    blijft gelijk
    C
    wordt kleiner

    Slide 27 - Quiz

    De lift gaat nu omhoog versnellen.
    Je gewicht:
    A
    wordt groter
    B
    blijft gelijk
    C
    wordt kleiner

    Slide 28 - Quiz

    Slide 29 - Video

    Veerkracht Fv
    Als je een veerkrachtig materiaal indrukt of uittrekt, voel je dat het materiaal terug duwt of trekt. 
    Dit is de veerkracht

    Slide 30 - Slide

    Veerkracht Fv 
    aantekening + vb

    Slide 31 - Slide

    Spankracht Fspan
    Een strak gespannen touw of kabel kan een kracht overbrengen.

    Slide 32 - Slide

    Spierkracht
    Onstaat door het 
    spannen van spieren

    Slide 33 - Slide

    Magnetische kracht

    Rond een magneet bevindt zich het magnetische veld.
    Dit zorgt voor magnetische krachten.

    Magnetische krachten kunnen afstoten of aantrekken.

    Slide 34 - Slide

    Elektrische krachten
    Statische elektriciteit ontstaat door wrijving.
    Voorwerpen worden dan positief of negatief geladen.
    Hierdoor ontstaan aantrekkende of afstotende krachten.

    Slide 35 - Slide

    De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt heet
    A
    Wrijvings- kracht
    B
    Zwaarte- kracht
    C
    Gravitatie- kracht
    D
    Span- kracht

    Slide 36 - Quiz


    Leerdoelen  blz 168
    soorten krachten, massa, gewicht, Fz, Fn

    Slide 37 - Slide

    Je staat op een weegschaal in een lift. De lift beweegt met constante snelheid omhoog en gaat dan vertragen. Je massa:
    A
    wordt groter
    B
    blijft gelijk
    C
    wordt kleiner

    Slide 38 - Quiz

    Je staat op een weegschaal in een lift. De lift beweegt met constante snelheid omhoog en gaat dan vertragen. Je zwaartekracht:
    A
    wordt groter
    B
    blijft gelijk
    C
    wordt kleiner

    Slide 39 - Quiz

    Je staat op een weegschaal in een lift. De lift beweegt met constante snelheid omhoog en gaat dan vertragen. Je gewicht:
    A
    wordt groter
    B
    blijft gelijk
    C
    wordt kleiner

    Slide 40 - Quiz

    Je staat op een weegschaal in een lift. De lift beweegt met constante snelheid omhoog en gaat dan vertragen. Je normaalkracht:
    A
    wordt groter
    B
    blijft gelijk
    C
    wordt kleiner

    Slide 41 - Quiz