Hoofdstuk 2, paragraaf 1

Leerdoelen deze les:
  • ik kan de 3 spaarmotieven benoemen
  • ik weet wat rente is
  • ik kan 2 voorbeelden van spaarvormen benoemen 
  • ik weet hoe je rekenen moet met enkelvoudige en samengestelde rente
  • ik kan 2 voorbeelden van beleggingen noemen 
  • ik ken het risico van beleggen 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Leerdoelen deze les:
  • ik kan de 3 spaarmotieven benoemen
  • ik weet wat rente is
  • ik kan 2 voorbeelden van spaarvormen benoemen 
  • ik weet hoe je rekenen moet met enkelvoudige en samengestelde rente
  • ik kan 2 voorbeelden van beleggingen noemen 
  • ik ken het risico van beleggen 

Slide 1 - Slide

Als het rentepercentage tijdens de afgesproken periode hetzelfde blijft, krijg je .....
A
Variabele rente
B
vaste rente
C
Enkelvoudige rente
D
Samengestelde rente

Slide 2 - Quiz

Rente die na elk jaar wordt bijgeschreven op je rekening. In het volgende jaar krijg je rente over je spaarbedrag en over de bijgeschreven rente.
A
Variabele rente
B
vaste rente
C
Enkelvoudige rente
D
Samengestelde rente

Slide 3 - Quiz

Rente die telkens na afloop van een jaar apart wordt uitgekeerd. Je spaartegoed zelf verandert niet.
A
Variabele rente
B
vaste rente
C
Enkelvoudige rente
D
Samengestelde rente

Slide 4 - Quiz

Juist of onjuist?
Samengestelde rente levert meer op dan enkelvoudige rente.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?
Enkelvoudige rente
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65

Slide 6 - Quiz

Spaarrekening: € 2.500
1,2% rente
Hoeveel is afgerond de rente na 5 jaar?
Samengestelde rente
A
€ 150,-
B
€ 2.650,-
C
€ 154,-
D
€ 2654,-

Slide 7 - Quiz

2500x(1,012)
1,2% wordt hier dus 0,012
Je berekent hier de eindwaarde

Als het rentebedrag wordt gevraagd, moet je dus 
de 2500 er nog vanaf gehaald worden!

5

Slide 8 - Slide

Welke rente is hoger, de rente die je ontvangt voor je spaargeld, of de rente die je betaalt voor je lening?
A
spaarrente
B
kredietrente

Slide 9 - Quiz

Seema heeft € 1.200 spaargeld. De rente is 2,5% per jaar. Hoeveel rente krijgt ze na 7 maanden?
A
€ 2,50
B
€ 30,-
C
€ 15,-
D
€ 17,50

Slide 10 - Quiz

Bereken de samengestelde rente na 3 jaar sparen:
€1000,- op de rekening tegen 2% rente
A
€ 1.061,60
B
€ 1.061,61
C
€ 1.061,62
D
€ 1.060,-

Slide 11 - Quiz

Tito heeft €18.000. hierover heeft hij €900 rente gekregen. hoeveel procent rente heeft hij gekregen
A
5%
B
0.5%
C
4%
D
2,5%

Slide 12 - Quiz

Op je spaarrekening heb je € 450 gezet. Je krijgt 0,5% rente per jaar. Hoeveel euro rente krijg je na één jaar?
A
€ 225
B
€ 0,23
C
€ 22,50
D
€ 2,25

Slide 13 - Quiz

Met beleggen kun je geld verliezen
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Een deel van de winst uitkeren aan aandeelhouders, zo’n deel noem je:
A
Dividend
B
Beleggen
C
Aandelen
D
Obligatie

Slide 15 - Quiz

Ten opzichte van sparen geldt bij beleggen ...
A
meestal hoger rendement + meer risico
B
hetzelfde rendement + meer risico
C
meestal hoger rendement + minder risico
D
hetzelfde rendement + minder risico

Slide 16 - Quiz

Doornemen paragraaf 2.2
Maken de opdrachten van deze paragraaf



Huiswerk volgende les:

Slide 17 - Slide