What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Log in
Register
‹
Return to search
Ontleden
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar
1 / 27
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Basisschool
Groep 7,8
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
3 videos
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 1 - Quiz
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden uit de zin. Hoort de persoonsvorm hier ook bij?
A
nee
B
ja
Slide 2 - Quiz
Het onderwerp in de zin kan ik vinden door de vraag te stellen
"Wie of wat doet het?"
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Video
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Juf Suzanne vraagt aan de kinderen wat een persoonsvorm is.
A
juf Suzanne
B
vraagt
C
de kinderen
D
persoonsvorm
Slide 7 - Quiz
Vandaag draag ik een spijkerbroek.
Wat is de persoonsvorm?
A
vandaag
B
draag
C
ik
D
een spijkerbroek
Slide 8 - Quiz
Ik zit aan tafel.
Wat is de persoonsvorm?
A
Ik
B
tafel
C
aan
D
zit
Slide 9 - Quiz
Wij kopen een nieuwe auto.
Wat is de persoonsvorm?
A
kopen
B
wij
C
nieuwe
D
auto
Slide 10 - Quiz
De hond zit op het gras.
Wat is de persoonsvorm?
A
op
B
de hond
C
zit
D
gras
Slide 11 - Quiz
Het is bijna kerstvakantie.
Wat is de persoonsvorm?
A
kerstvakantie
B
is
C
bijna
D
het
Slide 12 - Quiz
De tocht heeft ons twaalf euro gekost.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
de boottocht
B
heeft
C
gekost
D
twaalf
Slide 13 - Quiz
Ik ben naar school gelopen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ik
B
ben
C
naar school
D
gelopen
Slide 14 - Quiz
Hij steekt een lucifer aan.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
steekt
B
hij steekt
C
steekt aan
D
steekt lucifer
Slide 15 - Quiz
De jongen heeft een vis gevangen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
heeft gevangen
B
een vis gevangen
C
de jongen heeft
D
een vis
Slide 16 - Quiz
Hij snijdt de groente met een mes.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
snijdt
B
snijdt groente
C
hij snijdt
D
hij snijdt groente
Slide 17 - Quiz
Dat gebeurt bij ons niet elke dag.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
gebeurt dag
B
gebeurt
C
gebeurt niet elke dag
D
gebeurt elke dag
Slide 18 - Quiz
Groep 7/8 leert het onderwerp vinden.
Wat is het onderwerp?
A
groep 7/8
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 19 - Quiz
De man en de kleine hond
liepen naar huis.
Wat is het onderwerp?
A
De man
B
De man en de kleine hond
C
naar huis
D
de kleine hond
Slide 20 - Quiz
Hij verbrandde zijn hand aan het vuur.
Wat is het onderwerp?
A
hij
B
verbrandde
C
hand
D
vuur
Slide 21 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin:
De advocaat bepleitte de zaak.
A
bepleitte
B
de zaak
C
advocaat
D
de advocaat
Slide 22 - Quiz
Mijn buurman gleed uit over de vloer.
Wat is het onderwerp?
A
gleed
B
mijn buurman
C
buurman
D
vloer
Slide 23 - Quiz
De kerstboom met de mooie takken staat in de kamer.
A
de kerstboom
B
de mooie takken
C
kerstboom
D
de kerstboom met de mooie takken
Slide 24 - Quiz
persoonsvorm
Slide 25 - Mind map
werkwoordelijk
gezegde
Slide 26 - Mind map
onderwerp
Slide 27 - Mind map
More lessons like this
1.7 Persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en onderwerp
October 2025
-
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
toetsstof hoofdstuk 1 Talent
October 2025
-
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Zinsdelen en zinsopbouw
January 2022
-
25 slides
Taal
Basisschool
Groep 7,8
Kidsweek in de Klas
Talent 3.7 Grammatica Meewerkend voorwerp
November 2023
-
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2-4
Oefentoets taalverzorging mh1
February 2023
-
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
h3 redekundig ontleden basistoets vooraf
July 2021
-
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3
Starttaal vooraf thema 3 hoofdstuk 4.
September 2024
-
22 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
herhaling grammatica Kapitel 5
July 2025
-
14 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3