Spaans 16a

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

la última vez = de laatste keer

Qué ...?

Cómo ...?

Cuándo ...? 

Cuál ...?            Cuáles ...?

Quién ...?         Quiénes ...? 

Cuánto ...?      Cuánta ...?           Cuántos ...?     Cuántas ...? 

Por qué ...? 

Dónde ...?

De dónde ...?

A dónde ...? 

Wie ?

1. Qué ?
2. Cómo ?
3. Cuándo ?
4. Quién ?

Welke ?

1. Dónde ?
2. Cuánto ?
3. Quién ?
4. Cuál ?

Waarheen ?

1. Dónde ?
2. De dónde ?
3. A dónde ?
4. Aquí ?

la mañana 

la tarde 

la noche 

el día 

el fin de semana 

la semana 

el mes 

las estaciones

el año 

de morgen 

de middag 

de nacht 

de dag 

het weekend 

de week 

de maand

de seizoenen, jaargetijden

het jaar

het uur

1. el segundo
2. el minuto
3. la hora
4. la noche

de week

1. el día
2. la semana
3. el mes
4. el año

DÍAS FESTIVOS

el uno de enero

el seis de enero

el catorce de febrero

el treinta y uno de marzo

el veintisiete de abril

el diecinueve de mayo

el seis de diciembre

el 25 de diciembre

FIESTAS

Año Nuevo

Reyes Magos

San Valentín

Pascua

día del Rey

Pentacosta

San Nicolás

Navidad

SINGULAR

mi hermano

tu amiga

su casa

nuestro profesor

nuestra profesora

vuestro amigo

vuestra amiga

su bicicleta

PLURAL

mis hermanos

tus amigas

sus casas

nuestros profesores

nuestras profesoras

vuestros amigos

vuestras amigas

sus bicicletas

mijn ouders

1. mi padre
2. mis padres

jouw vriendinnen

1. tu amigo
2. tu amiga
3. tus amigos
4. tus amigas

zijn/haar huis

1. mi casa
2. tu casa
3. su casa
4. nuestra casa

jullie ontbijt

1. mi desayuno
2. tu desayuno
3. nuestro desayuno
4. vuestro desayuno

hun grootouders

1. su abuelo
2. su abuela
3. sus abuelos
4. sus abuelas

5 habiliades linguísticas. Cuáles son?

1. leer 
2. escuchar
3. hablar 
4. conversaciones
5. escribir

leer (uitpraak le-jer) = lezen

Titel: wat weet je al over het onderwerp?

Tekst skimmen: globaal lezen --> waar gaat het over? 

Tijdens het skimmen zie je al woorden die je kent, misschien kent en niet kent. --> Focus op de woorden die je kent!

Door te skimmen weet je ongeveer waar (in welke alinea) wat staat. Dat is handig als je de vragen moet beantwoorden. 

escuchar = luisteren

Je kunt het beste eenvoudige video's bekijken, 

eerst met ondertiteling, 

daarna zonder ondertiteling, 

daarna zonder beeld (alleen luisteren). 

Een goede website: Videoele Nivel a1

voorbeeld op de volgende slide

www.videoele.com

hablar = spreken

Ook hiervoor kun je het beste eenvoudige video's gebruiken. 

Zeg zoveel mogelijk woorden/zinnen na. 

Eerst met ondertiteling, 

daarna zonder. 

escribir = schrijven

Maak je opdrachten eerst op papier. 

Vooral de gespreksopdrachten zijn 

geschikt als schrijfoefening: 

SCHRIJF HET HELE GESPREK UIT

In het boek staan veel standaardzinnen. 

Goed overschrijven is beter dan gokken.