Semana 3 Año 2 HL U8

¡BIENVENIDOS!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¡BIENVENIDOS!

Slide 1 - Slide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo a hablar del horario leer ik praten over het rooster
2. ...aprendo a hablar sobre la semana leer ik praten over de week

Slide 2 - Slide

El horario de los chicos : LT 94/95
Escuchad, leed y haced el ejercicio 2.
Contestad en holandés. 

Slide 3 - Slide

Hablar de tu horario Praten over je rooster

El lunes Op maandag, één specifieke maandag
Los lunes Op de maandagen, dus elke maandag
Por la mañana/tarde/noche In de ochtend/middag/avond
A las cuatro de(!) la tarde Om vier uur 's middags
Desde la una hasta las tres Van één tot drie
A la hora de comer/cenar Rond lunch/etenstijd

Slide 4 - Slide

La semana De week
Buscad en la U8:

maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
pauze
middageten
schoolvak

Slide 5 - Slide

La semana De week
Buscad en la U8:


maandag
lunes
dinsdag
martes
woensdag
miércoles
donderdag
jueves
vrijdag
viernes
zaterdag
sábado
zondag
domingo
pauze
recreo
middageten
comida
schoolvak
asignatura
Zaterdag ga ik naar een feest (bepaalde zaterdag). 
El sábado voy a una fiesta.


Op zaterdag doe ik aan sport (elke zaterdag).
Los sábados hago deporte.


Slide 6 - Slide

Deberes Huiswerk
- haced y corregid: LE p 62/63 ejs 1,3,4b

- estudiad: voca LT p 204 + aantekeningen

Slide 7 - Slide

¡Hasta luego!

Slide 8 - Slide

¡BIENVENIDOS!

Slide 9 - Slide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ... repito hablar sobre el horario y la semana herhaal ik het praten over het lesrooster en de week
2. ...repaso los interrogativos y aprendo nuevos herhaal ik vraagwoorden en leer ik nieuwe bij


Slide 10 - Slide

Ga naar je LT p. 94/95.
Hoe zeg je "woensdag" in het Spaans?

Slide 11 - Open question

Hoe zeg je "wiskunde" in het Spaans?

Slide 12 - Open question

Hoe zeg je "Op woensdag heb ik wiskunde." ?

Slide 13 - Open question

Hoe zeg je: "Op woensdag heb ik wiskunde van half elf tot twintig over elf." ?

Slide 14 - Open question

Interrogativos Vraagwoorden
Welke ken je al?

Slide 15 - Slide

¿Cómo? Hoe?

¿Cómo te llamas? Hoe heet jij?

Slide 16 - Slide

¿Qué? / ¿Cuál(es)? Wat?
¿qué? wat?

¿cuál? / ¿cuáles? wat?


Voor het vraagwoord 'wat?' gebruik je bijna altijd ¿qué?, behalve met ser:
- vóór es gebruik je cuál           ¿Cuál es tu número de móvil? Wat is je nummer?
- vóór son gebruik je cuáles    ¿Cuáles son tus hobbys? Wat zijn je hobby's?

behalve als je vraagt naar een betekenis: ¿Qué es una paella? Wat is een paella?

Slide 17 - Slide

¿Qué? / ¿Cuál(es)? Wat?
¿qué? wat?

¿cuál? / ¿cuáles? wat?


Voor het vraagwoord 'wat?' gebruik je bijna altijd ¿qué?, behalve met ser:
- vóór es gebruik je cuál           ¿Cuál es tu número de móvil? Wat is je nummer?
- vóór son gebruik je cuáles    ¿Cuáles son tus hobbys? Wat zijn je hobby's?

behalve als je vraagt naar een betekenis: ¿Qué es una paella? Wat is een paella?
¿Cuál? en ¿Cuáles? kan ook Welk?/Welke? betekenen!

Slide 18 - Slide

¿Quién(es)? Wie? (ev / mv)

¿Quién prepara el pastel? Wie maakt de taart? (ev)

¿Quiénes preparan el pastel? Wie maken de taart? (mv)


Slide 19 - Slide

¿Dónde? Waar?

gaat met estar

¿Dónde está el aula? Waar is het klaslokaal?

Slide 20 - Slide

¿De dónde? Waarvandaan?

gaat met ser

¿De dónde sois? Waar komen jullie vandaan?

Slide 21 - Slide

¿Adónde? Waarheen?

gaat met ir

¿Adónde vais? Waar gaan jullie heen?

Slide 22 - Slide

¿Cuándo? Wanneer?

¿Cuándo empieza la clase? Wanneer begint de les?

Slide 23 - Slide

¿Por qué? Waarom?

¿Por qué aprendes español? Waarom leer jij Spaans?

Slide 24 - Slide

¿Cuánto/a/os/as? Hoeveel?
el dinero

¿Cuánto dinero tienes?
la leche
¿Cuánta leche bebes por la mañana?
los peces

¿Cuántos peces hay en el agua?

las clases
¿Cuántas clases de Música tienes por semana?

Slide 25 - Slide

Interrogativos Vraagwoorden
Welk vraagwoord moet/kan op de puntjes?  Schrijf 8 verschillende op. 

1. ¿... vas mañana?
2. ¿... estás?
3. ¿... es tu pasatiempo favorito? 
4. ¿... significa 'ESO'?                                                                         [zo heet de middelbare school in Spanje]
5. ¿... viven tus abuelos?
6. ¿... vas al hospital?
7. ¿... son tus amigos? 
8. ¿... empieza el partido?
timer
4:00

Slide 26 - Slide

¡A practicar! Oefenen maar!
In twee/drietallen: 

Bedenk 5 vragen voor elkaar met 5 verschillende vraagwoorden. Schrijf de vragen op. Het thema is jouw rooster/jouw week.
De ander beantwoordt de vragen en maakt gebruik van de tijdsaanduidingen: desde, hasta en durante.
Hulp nodig? Gebruik LT p. 102/103 punt 3/4.

Slide 27 - Slide

Deberes Huiswerk
- haced y corregid: LE p 65/66/67 ejs 6,9,10

- estudiad: voca LT p 205






Slide 28 - Slide

¡Hasta luego!

Slide 29 - Slide