Practice week 11-12

Good to see you all!
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Good to see you all!

Slide 1 - Slide

Today's Programme
  • Programme for this week
  • What grammar do you need to know? 
  • Practising grammar

Slide 2 - Slide

Learning goal
  • At the end of today's class you have practised with all the grammar from this unit.

Slide 3 - Slide

Grammar from this unit
  • plurals (meervoud)
  • this, that, these, those
  • telling the time
  • cardinal and ordinal numbers
  •  Present Simple, positive & negative sentences and questions.

Slide 4 - Slide

Plurals (meervoud)
  • What is the basic rule?
  • What spelling differences are there?
  • What are the exceptions? 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

This, that, these, those
  • What were the two things you need to look at to decide which of these four you need to use?
  • Enkelvoud - meervoud
  • dichtbij - ver weg
  • Hoe kon je dit in een tabelletje zetten? 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Telling the time 
  • What are the two biggest differences between Dutch and English when it comes to telling the time?
  • 16:30 - half vijf vs half (past) four
  • 17:20 - tien voor half zes vs twenty past five 
  • o'clock

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Cardinal and Ordinal numbers

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Present Simple
  • Vorm van het werkwoord?
  • Als het gaat over feiten, blijvende situaties, of iets wat in het algemeen waar is.
  •  Om aan te geven dat iets soms, vaak, normaal gesproken, altijd, of nooit gebeurt.

Slide 23 - Slide

Present Simple: - / ?
  • vraag maken in de tegenwoordige tijd: kunnen de meeste werkwoorden niet alleen, ze hebben nog een ander werkwoord nodig, welke?
  • To do: do/does 
  • Ontkenning: ook to do nodig, hoe zit deze er dan uit?
  • Don't / doesn't (do not/ does not)
  • Let op! Does he work niet Does he works

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Slide 31 - Link