Bijwoordelijke bepaling les 6

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zinsdelen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

  • Ik weet wat een bijwoordelijke bepaling is;
  • Ik kan bijwoordelijke bepalingen herkennen/benoemen in een zin. 

Slide 3 - Slide

Een bijwoordelijke bepaling
  • Eerder gevonden zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp , meewerkend voorwerp. 
  • Wat overblijft is meestal de bijwoordelijke bepaling (bwb). 
  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waar, waarmee, hoe, door wie, met wie enzovoort:

Slide 4 - Slide

Bijwoordelijk bepaling
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: 
Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?

Slide 5 - Slide

BWB

  •  We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’.


  • Alles wat je overhoudt na het benoemen van de zinsdelen, noem je een bijwoordelijke bepaling.

Slide 6 - Slide

Maar let op!
Niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden als niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.

Bovendien hoeft een zin niet altijd een bijwoordelijke bepaling te hebben.

Slide 7 - Slide

Schrijf de zin over:
Hij heeft aan Sanne voor haar verjaardag een cadeau gegeven.
Stappenplan: 

  • pv: 
  • zinsdelen maken
  • wwg: 
  • ow: wie/wat heeft gegeven?
  • lv: wie/wat heeft hij gegeven?
  • mw: aan (voor) wie heeft hij een cadeau gegeven?
  • Wat blijft er over=BWB

Slide 8 - Slide

Uitwerking
pv: heeft
zinsdelen maken
wwg: heeft gegeven
ow: wie/wat heeft gegeven?: hij
lv: wie/wat heeft hij gegeven?: een cadeau
mw: aan (voor) wie heeft hij een cadeau gegeven?: aan Sanne
bwb: voor haar verjaardag

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

BWB voorbeeld

Slide 11 - Slide

Ik vertel het je volgende week.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 12 - Open question

Ik ga met mijn vriendje naar de bioscoop.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 13 - Open question

Hij fietste naar het sportveld.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 14 - Open question

Met zijn zakmes sneed hij het brood.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 15 - Open question

Een bijwoordelijke bepaling
In één zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen voorkomen:

Er / woonden/ eens /een man en een vrouw /arm maar gelukkig 

/samen met hun twee kinderen/ in een donker bos.
bwb
bwb
bwb
bwb

Slide 16 - Slide

Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?

Ik zou in Egypte willen wonen.

Slide 17 - Open question

Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?

Deze zomer heb ik in Italië heerlijk gegeten.

Slide 18 - Open question

Maak nu zelf een zin met een bijwoordelijke bepaling.

Slide 19 - Open question

Ik zal de anderen heus niets vertellen.

de anderen =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
§ 8 Bijwoordelijke bepaling
Cursus 5 Grammatica.
Opdrachten 1 t/m 5

Slide 21 - Slide

Hoe goed lukt het om de (eventuele) bijwoordelijke bepaling te vinden in een zin?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll