MH1A Laatste les, quiz

Welkom MH1A !
De laatste les!

Quizzzzz time!!    
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom MH1A !
De laatste les!

Quizzzzz time!!    

Slide 1 - Slide

Welk liedje+artiest moet ik echt horen?

Slide 2 - Open question

Ik kan feiten en meningen onderscheiden.
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

"levensgevaarlijk dus!"
Feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 4 - Quiz

Een kernzin is
A
de belangrijkste zin van de inleiding
B
belangrijkste zin van het middenstuk
C
belangrijkste zin van het slot
D
belangrijkste zin van een alinea

Slide 5 - Quiz

Welke tekstSOORT hoort bij de tekstDOEL informeren
A
Een instructie zoals een recept
B
Een stripboek
C
Een column

Slide 6 - Quiz

Bij het tekstdoel 'informeren' wil de schrijver:
A
de lezer aansporen iets te gaan doen
B
de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen
C
iets nieuws vertellen

Slide 7 - Quiz

Welke tekstDOELEN ken je nog meer en moet je weten voor de toets?

Slide 8 - Open question

Informeren betekent...
A
Vermaken
B
Informatie geven
C
Een mening geven
D
Overtuigen

Slide 9 - Quiz

Is 'informeren' een tekstdoel of een tekstsoort?
A
Tekstsoort
B
Tekstdoel
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 10 - Quiz

Wat is het doel van een informerende tekst?
A
amuseren
B
informeren
C
aansporen
D
uitleggen

Slide 11 - Quiz

Een voorbeeldtekst bij informeren is:
A
Een mop
B
Een nieuwsbericht
C
Een advertentie
D
Een recept

Slide 12 - Quiz

Feit of mening:
Vandaag is het vrijdag.
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

Feit of mening?:
Amsterdam is saai.
A
Feit
B
Mening.

Slide 14 - Quiz

Feit of mening?:
Nederland ligt in Europa.
A
Feit
B
Mening

Slide 15 - Quiz

Welke tekstverbanden moet je allemaal kennen en herkennen in een tekst? (hoofdstuk 3 en 4)
(hoofdstuk 2

Slide 16 - Open question

Wat is een instructie? (hoofdstuk 4)
A
een uitleg
B
een samenvatting

Slide 17 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij uitleggend tekstverband
A
maar, toch
B
dan ook, dus
C
want, omdat
D
dat wil zeggen, zoals, met andere woorden

Slide 18 - Quiz

In deze alinea zit een tijdsvolgorde. Aan welk signaalwoord herken je de tijdsvolgorde?

Slide 19 - Open question

Wat is een tegenstellend verband?
A
in stukken tekst wordt iets verteld wat helemaal niet waar is
B
in stukken tekst wordt een rijtje opgenoemd van dingen die bij elkaar horen
C
in stukken tekst wordt iets gezegd dat tegenvalt
D
in stukken tekst worden dingen genoemd die het tegenovergestelde zijn

Slide 20 - Quiz

Het signaalwoord 'maar' geeft een tegenstellend verband aan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Signaalwoord ’toch’ verwijst naar het tekstverband:
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
voorwaardelijk tekstverband
D
uitleggend tekstverband

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Is dit een instructie?

A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Wat betekent synoniem?

Slide 25 - Open question

Wat is het eerste wat je gaat doen zodra je klaar bent met de laatste toets?

Slide 26 - Open question