HV2 the future

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Toekomstige tijden (the future)

_________ they going to help her?

1. Is
2. Will
3. Are
4. Am

I am

You are

He/She/It is

We are

They are

School _____ every morning at 8:30 AM.

1. will start
2. is going to start
3. will be starting
4. starts

De present simple in de toekomst gebruik je als iets gaat volgens een vast schema of rooster zoals lestijden, vertrektijden, openingstijden. 

The bus __________ in 5 minutes, right on schedule.

1. will leave
2. is going to leave
3. will be leaving
4. leaves

De present simple in de toekomst gebruik je als iets gaat volgens een vast schema of rooster zoals lestijden, vertrektijden, openingstijden. 

I ______________ you if need any help.

1. will help
2. am going to help
3. are going to help
4. am helping

Je gebruikt will en won’t om iets aan te bieden, een belofte te maken of een aankondiging/ besluit aan te geven.

I think that you _____ it a lot here!

1. like
2. are going to like
3. will be liking
4. will like

Je gebruikt will en won’t om voorspellingen te doen waar je geen bewijs voor hebt.

We _____________ a Google Meet on Wednesday.

1. am having
2. are having
3. are going to have
4. will have

Je gebruikt de present continuous in de toekomst of te praten over een afspraak die vaststaat (qua tijd en/of plaats).

My dentist _________ care of my teeth tomorrow.

1. will take
2. will be taking
3. is taking
4. shall take

Je gebruikt de present continuous in de toekomst of te praten over een afspraak die vaststaat (qua tijd en/of plaats).

I______________ him on Saturday, but I have to check my schedule first.

1. won't help
2. will help
3. am going to help
4. am helping

Je gebruikt “to be going to” in plaats van de present continuous wanneer het gaat om een plan dat nog niet vaststaat. De intentie is er om het te doen, maar het staat niet vast.

The doctor _____________ us the results before 10 o'clock this Saturday.

1. are going to give
2. is giving
3. will give
4. am going to give

Je gebruikt de present continuous in de toekomst of te praten over een afspraak die vaststaat (qua tijd en/of plaats).

Lisa and I ___________ play outside today if we have homework to finish.

1. am not going to
2. is not going to
3. are not going to
4. will not

Je gebruikt “to be going to” in plaats van de present continuous wanneer het gaat om een plan dat nog niet vaststaat

The leaves ___________ in autumn.

1. will fall
2. are going to fall
3. will be falling
4. won't fall

Je gebruikt "to be going to" voor dingen waarover jezelf geen controle hebt zoals het weer.

https:

https: