Chapter 10 Past Simple & Past Continuous

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

Chapter 10

Past Simple 

& 

Past Continuous

D. Visser

First things first

• Volgende week vrijdag is het goede vrijdag = geen les maar kijk wel de Netflix episode.
  
  
• 17 April - vocabulaire toets in LessonUp over hoofdstuk 9
  
  
• Wat moet je leren: woorden op p. 44 & 45
  
  
• Tip: als je onbekende woorden tegenkomt gebruik dan flash cards

Wie weet wat de
past simple is?

Past Simple

• Je gebruikt de past simple als je vertelt over iets dat in het verleden gebeurd afgelopen is.
• Je maakt de past simple door +ed achter het werkwoord te zetten.
  Bijvoorbeeld: He walked home. → (walk +ed = walked)
  
  
• Bij onregelmatige werkwoorden kies je de tweede vorm van het werkwoord
  Bijvoorbeeld: She wrote an email .→ (write-wrote-written)
  

Past Simple

• In een ontkennende zin of een vraag gebruik je de verleden tijd
  

van to do: did (not) → didn't

Bijvoorbeeld: He didn't walk home. Did he walk home?

Bijvoorbeeld: She didn't write an email. Did she write an email?

• Let op dat het hele werkwoord wordt geschreven bij een vraag en een ontkennende zin!

Wie weet wat de
past continuous is?

Past Continuous

• De past continuous gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden aan de gang was.
• De past continuous is de verleden tijd +ing
  
• Je maakt de past continuous met:
  was/were voor het werkwoord +ing achter het werkwoord
  
  Bijvoorbeeld: I was eating when the phone rang.
  Bijvoorbeeld: They were sleeping.

Past simple / past continuous exercises

I was having a shower yesterday.

1. Past simple
2. Past continuous

Was Andrew playing computer games?

1. Past Continuous
2. Past Simple

We sang that song yesterday.

1. Past Simple
2. Past continuous

We weren’t singing very loud.

1. Past Simple
2. Past Continuous

Jack watched television

1. Present Continuous
2. Past simple

I played football yesterday

1. Past Continuous
2. Past Simple

I was walking to school.

1. Past Simple
2. Past Continuous

She never watched tv on sundays

1. Past Simple
2. Past Continuous

Janet missed the bus.

1. Past Simple
2. Past Continuous

I was reading a book

1. Past Simple
2. Past Continuous

I was going for a drive.

1. Past Simple
2. Past Continuous

She was playing her favorite game.

1. Past Simple
2. Past Continuous

The boys were fishing.

1. Past Continuous
2. Past Simple

She was doing nothing today.

1. Past Continuous
2. Past Simple

I was walking to school

1. Past Simple
2. Past Continuous

I was working in France last year.

1. Past Simple
2. Past Continuous

He told me it was free.

1. Past Continuous
2. Past Simple

Somebody painted a picture on the wall.

1. Past Simple
2. Past Continuous

I woke up late.

1. Past Simple
2. Past Continuous

He worked very hard.

1. Past Simple
2. Past Continuous

• Opdracht 10.1 uit het boek voor 17 April.
• Opdrachten die je samen doet, kan je dmv videocalling doen. 

Nu is het tijd voor de Netflix opdracht