Praesens (grammatica les 6)

Maak de volgende vragen over de praesensvormen. Je mag hierbij gebruik maken van je leerboek (p. 19-20)
1 / 29
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Maak de volgende vragen over de praesensvormen. Je mag hierbij gebruik maken van je leerboek (p. 19-20)

Slide 1 - Slide

Verbind de uitgang met de juiste persoon
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
tis
mus
nt
o
t
s

Slide 2 - Drag question

Geef de vertaling van 'ludimus'
A
ik speel
B
jij speelt
C
wij spelen
D
zij spelen

Slide 3 - Quiz

Geef de vertaling van 'venis'
A
ik kom
B
jij komt
C
wij komen
D
jullie komen

Slide 4 - Quiz

Geef de vertaling van 'responde'
A
ik antwoord
B
hij antwoordt
C
wij antwoorden
D
antwoord!

Slide 5 - Quiz

Geef de vertaling van 'curant'
A
ik zorg
B
hij zorgt
C
wij zorgen
D
geen van deze antwoorden

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'curant' dan wel?

Slide 7 - Open question

Geef de vertaling van 'dividis'
A
ik verdeel
B
jij verdeelt
C
wij verdelen
D
jullie verdelen

Slide 8 - Quiz

Geef de vertaling van 'legitis'
A
ik verzamel
B
jij verzamelt
C
wij verzamelen
D
jullie verzamelen

Slide 9 - Quiz

Geef de vertaling van 'dicite'
A
ik zeg
B
jullie zeggen
C
wij zeggen
D
geen van deze antwoorden

Slide 10 - Quiz

Wat betekent 'dicite' dan wel?

Slide 11 - Open question

Geef de vertaling van 'sumus'
A
ik ben
B
wij zijn
C
jij bent
D
jullie zijn

Slide 12 - Quiz

Geef de vertaling van 'es'
A
ik ben
B
jij bent
C
wij zijn
D
geen van deze antwoorden

Slide 13 - Quiz

Geef de vertaling van 'este'
A
ik ben
B
jij bent
C
hij is
D
weest!

Slide 14 - Quiz

Verbind de vormen met de juiste betekenis
ev
mv
ik ben
wij zijn
jij bent
jullie zijn
hij/zij/het is
zij zijn
estis
sumus
sunt
sum
est
es

Slide 15 - Drag question

Geef de vertaling van 'potestis'
A
ik kan
B
jij kunt
C
wij kunnen
D
jullie kunnen

Slide 16 - Quiz

Geef de vertaling van 'potes'
A
ik kan
B
jij kunt
C
wij kunnen
D
geen van deze antwoorden

Slide 17 - Quiz

Geef de vertaling van 'possunt'
A
ik kan
B
wij kunnen
C
zij kunnen
D
geen van deze antwoorden

Slide 18 - Quiz

Verbind de vormen met de juiste betekenis
ev
mv
ik kan
wij kunnen
jij kunt
jullie kunnen
hij/zij/het kan
zij kunnen
potestis
possumus
possunt
possum
potest
potes

Slide 19 - Drag question

Zet de volgende werkwoordsvormen om van enkelvoud naar meervoud of meervoud naar enkelvoud. Verander hierbij niet de persoon. 

Dus: ik -> wij, wij -> ik, jij -> jullie, jullie -> jij, etc.

Om dit goed te doen, moet je eerst bepalen bij welke groep het werkwoord hoort.

Voorbeeld: iuvas -> iuvatis

Slide 20 - Slide

floremus

Slide 21 - Open question

dormis

Slide 22 - Open question

appropinquo

Slide 23 - Open question

cupiunt

Slide 24 - Open question

claudimus

Slide 25 - Open question

audetis

Slide 26 - Open question

fugit

Slide 27 - Open question

Ik snap hoe ik kan herkennen in welke persoon/getal een werkwoord staat (ik, jij, hij, wij, etc.)
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Ik snap hoe ik zelf een werkwoord kan vervoegen van ev naar mv of andersom
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll