2.3 Celmembranen en transport (deel 1)

H2: Cel en leven
Deze les:
- Mini D-toets 2.2
- 2.3 Celmembranen en Transport

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

H2: Cel en leven
Deze les:
- Mini D-toets 2.2
- 2.3 Celmembranen en Transport

Slide 1 - Slide

Hoe goed ken je 2.1 en 2.2 al?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.3: Celmembranen en transport 

Slide 3 - Slide

Bouw celmembraan

Slide 4 - Slide

Fosfolipiden: hydrofiele kop (water aantrekkend) en een hydrofobe staart (waterafstotend).

Slide 5 - Slide

Dubbele laag fosfolipiden: erg bewegelijk.
Cholesterol moleculen: remt de beweeglijkheid

Slide 6 - Slide

Eiwitmoleculen: transport, receptoren, soms met een koolhydraatketen aan de buitenkant.

Slide 7 - Slide

Noem drie verschillende typen moleculen in een celmembraan en hun functie.

Slide 8 - Open question

Celmembraan: selectief permeabel/ semipermeabel
Niet alle stoffen kunnen het membraan passeren.

Slide 9 - Slide

Passief transport kost geen energie
Actief transport kost energie (ATP).

Slide 10 - Slide

Diffusie
Kleine en vetoplosbare stoffen kunnen zonder hulp het membraan passeren.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Bijv. O2/ CO2 (longen, lichaamscellen) en testosteron (lichaamscellen).

Slide 11 - Slide


Geladen deeltjes, grote wateroplosbare moleculen, polaire moleculen hebben een transporteiwit nodig.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten (bijvoorbeeld glucosetransport na binding insuline).
Gefaciliteerd transport

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Hoe beïnvloed warmte de diffusiesnelheid?

Slide 15 - Open question

Watertransport
Water kan deels via diffusie door het celmembraan heen. Dit is echter langzaam (door de hydrofobe binnenkant van het membraan).
Snel watertransport kan via een waterkanaal (transporteiwit).
Het proces van watertransport over een semipermeabel membraan heet osmose.

Slide 16 - Slide

Osmose
Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.
Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.
Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Transport tegen de concentratiegradient in (van laag -> hoog) kost altijd energie (= ATP): gaat via een speciaal transporteiwit.
Bijv. Na+/ K+ (zenuwcellen).
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten.
Actief transport

Slide 19 - Slide

Heel veel nieuwe termen... 
Maak voor jezelf een begrippenlijst met de volgende termen: 
diffusie - osmose - actief transport - passief transport - gefaciliteerd transport - endocytose - exocytose - permeabel - selectief permeabel - isotoon - hypertoon - hypotoon - turgor - plasmolyse 

Slide 20 - Slide

Transport tegen de concentratiegradient in (van laag -> hoog) kost altijd energie (= ATP): gaat via een speciaal transporteiwit.
Bijv. Na+/ K+ (zenuwcellen).
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten.
Actief transport

Slide 21 - Slide

Fagocytose:
opnemen van bacteriën en grote deeltjes door witte bloedcellen.
Na fusie met een lysosoom kan het deeltje/ de bacterie worden afgebroken.

Slide 22 - Slide

Endocytose:
opnemen van grote partikels, deeltjes die het membraan niet kunnen passeren (ijzerionen, grote vetachtige stoffen).
Na binding aan een receptor.

Slide 23 - Slide

Exocytose: 
Afgeven van een stof in een blaasje aan de buitenwereld van een cel.
Wordt ook gebruikt om receptoren aan de buitenkant van het membraan te krijgen.

Slide 24 - Slide

2.3 Leerdoelen en begrippen
9. Je beschrijft verschillende manieren van membraantransport
10. Je verklaart de veranderingen bij een cel in een omgeving met een afwijkende osmotische waarde
11. Je beschrijft de rol van receptoreiwitten in het celmembraan

Celmembraan, Fosfolipiden, Hydrofoob/Apolair, Hydrofiel/Polair, Diffusie, Passief transport, Transporteiwit, Gefaciliteerd transport, Actief transport, Selectief permeabel, Receptoreiwitten, Endocytose, Exocytose, Osmose, Semipermeabel membraan, Osmotische waarde, Isotonisch, Hypertonisch, Hypotonisch, Turgor, Plasmolyse, Cascade

Slide 25 - Slide

Huiswerk
Maak 2.3 opdracht 4 t/m 8.
Maak een samenvatting van de paragraaf.
Aandacht voor de begrippen!

Slide 26 - Slide