This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Startklaar
Telefoon in het zakkie
Laptop dicht op tafel Map en pen op tafel
timer
5:00
Slide 2 - Slide
Welkom bij Sciences
Unit 3.2.2: How does the human body work?
Learner Profile: Balanced/ Evenwichtig
ATL: Combine knowledge, understanding and skills to create products or solutions
Evaluate evidence and arguments
Related concepts: Energy Function
Key concept: Systems, Development
How do dynamic systems maintain a delicate balance between energy, function, and movement to drive the sustainable development of living organisms and ecosystems?
Global context: Fairness and development
Slide 3 - Slide
Programma
Voorkennis
Leerdoelen opstellen
Instructie
Aan de slag
Reflectie en leerdoelen check
Slide 4 - Slide
Overzicht periode #
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7
Types of reproduction
...
...
...
...
...
...
Slide 5 - Slide
wordt ver-voerd naar de cellen
daardoor kun je bewegen
ademhalingsstelsel: inademen
ademhalingsstelsel: uitademen
spierstelsel
verteringsstelsel
uitscheidingsstelsel
bloedvatenstelsel
Slide 6 - Drag question
Wat sluit de huig af?
A
De keel
B
De neusholte
C
De luchtpijp
Slide 7 - Quiz
Sleep de namen naar de juiste plaats
Longblaasje
Luchtpijp
Keelholte
Bronchiën
Neusholte
Slide 8 - Drag question
Wat gebeurt er in je longen als je slijmvlies niet werkt?
A
Je kunt niet meer goed hoesten...
B
Er komt steeds meer rotzooi in je longen...
C
Je kunt geen ziektekiemen naar buiten werken...
D
Je longen raken verstopt...
Slide 9 - Quiz
Waarom kan er snel gaswisseling plaatsvinden in de longen?
A
de wand van de luchtpijp is erg dun
B
er zit een laagje slijm in de longblaasjes
C
Het oppervlak van de longblaasjes is groot
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 10 - Quiz
Leerdoelen
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.
...
Slide 11 - Slide
Samenstelling bloed
Rode bloedcellen: Vervoert zuurstof door hemoglobine
Witte bloedcellen: Doden ziekteverwekkers
Bloedplaatjes: Zorgt dat er een korstje komt (bloedstolling)
Opgeloste stoffen: voedingsstoffen, CO2, O2 etc
Slide 12 - Slide
Rode bloedcellen
Slide 13 - Slide
Witte bloedcellen
Slide 14 - Slide
Bloedplaatjes
Voor de bloedstolling
Fibrinogeen (Plasma-eiwit)
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Door welk stofje kan je zuurstof opnemen?
A
Fibrinogeen
B
Fibrine
C
Trombine
D
Hemoglobine
Slide 18 - Quiz
Leg uit wat bloedstolling is en welk soort bloedcel daar belangrijk voor is.
Slide 19 - Open question
Slide 20 - Slide
3 type bloedvaten:
1. bloed stroomt via de slagadersvanuit het hart naar de haarvaten.
2. Vanuit de slagaders stroomt het bloed naar de haarvaten. Daar vindt uitwisseling plaats tussen weefsel en bloed.
3. Vanuit de haarvaten stroomt het bloed naar de aders. Via de aders stroomt het bloed terug naar het hart.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Naam van de bloedvaten
De slagaders worden genoemd naar het orgaan waar ze heen stromen.
De aders worden genoemd naar het orgaan waar ze vandaan stromen.
Bij een volwassen persoon in rust duurt de periode tussen twee hartslagen iets minder dan een seconde.
In die tijd trekken achtereenvolgens de boezems en de kamers samen om bloed door het lichaam te pompen. Na elke samentrekking volgt een moment van rust, waarin de hartspier zich even ontspant.
De hartslag wordt aangestuurd door een elektrisch stroompje dat opgewekt wordt door de sinusknoop in het hart.
Slide 31 - Slide
Onderdelen van het hart
Slide 32 - Slide
Opdracht
Je krijgt per tweetal een setje met werkbladen.
Knip de onderdelen uit langs de zwarte lijn.
Bij witte lijnen maak inkepingen (knip niet verder dan de lijn zelf).
Vouw bij de stippellijnen.
Hierdoor kun je de inkepingen in elkaar vast zetten.
Leg je hart op een A3 vel en benoem alles wat je weet. Maak hier een foto van en lever deze in bij de opdracht in Toddle.
Slide 33 - Slide
Hoe loopt de kleine bloedsomloop (heel kort)?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart
Slide 34 - Quiz
Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten
Slide 35 - Quiz
Hoe krijgen de nieren zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten
Slide 36 - Quiz
Wat is de volgorde van de grote bloedsomloop?
A
hart - organen
B
hart - longen - hart
C
hart - longen
D
hart - organen - hart
Slide 37 - Quiz
Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms
D
Ze bevatten alleen heel veel koolstofdioxide
Slide 38 - Quiz
Je kunt je hartslag meten bij je pols. Dit is een voorbeeld van een
A
aorta
B
slagader
C
ader
D
haarvat
Slide 39 - Quiz
Een glucose-molecuul wordt opgenomen uit de darmen in het bloed en verlaat het bloed in de nieren. Langs welke onderdelen uit het bloedvatenstelsel komt dit glucose-molecuul? Geef de juiste volgorde!