Cours 8 25 06 2025

Bonjour HV1A!
Je vous souhaite la bienvenue!
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bonjour HV1A!
Je vous souhaite la bienvenue!

Slide 1 - Slide

Devoirs
mercredi, 25 juin
apprendre /répéter : 
rijtjes verbes aller, avoir, être!,
+ bijvoeg nw
Voc A + B (zinnen en woorden)





Slide 2 - Slide

Programme de  mercredi, 25 juin

oefenen grammatica voor de toets in de toetsweek

Daarna leren voor de toets

Slide 3 - Slide

Dialogues


Sophie, Carlijn
( Imke, Pien en Linde )



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Belangrijk: vorm en plaats
Nederlands:    -      bijvnw staat ervoor
De sympathieke jongen 

Frans:  -          bijvnw staat erachter                      
le garçon sympa


Slide 6 - Slide

plaats voor het zelfst. naamw
regelmatig:
grand = groot
petit = klein
onregelmatig
beau = mooi 
nouveau = nieuw
vieux = oud
bon = goed

plaats achter het zelfst. nw
kleuren +
timide = verlegen
content = tevreden
sympa = aardig
drôle = grappig
triste = verdrietig
célèbre = beroemd

Slide 7 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
-e
meervoud
-s
-es
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfst. nmw of persoonlijk naamwoord

Slide 8 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Man. enk
man.
meerv
vrouw.
enk
vrouw.
meerv
regel. 
-
-s
-e
-es
klein
petit
petits
petite
petites
rood
rouge
rouges
rouge
rouges
grijs
gris
gris
grise
grises

Slide 9 - Slide

Onregelmatige bijvoeglijk naamwoorden.
Deze komen vóór het zelfstandig naamwoord.
Staat ze erachter, dan is de betekenis anders (voorlopig niet van belang)

man. enk.
vrouw. enk.
man. mv.
vrouw. mv.
vertaling
bon
bonne
bons
bonnes
goed
beau
belle
beaux
belles
mooi
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
nieuw
vieux
vielle
vieux
vieilles
oud

Slide 10 - Slide

au travail
- verbe avoir
- verbe être
- bijvoeglijk naamwoord
- verbes réguliers

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

ik ga, wij gaan, hij gaat, zij gaan, jullie gaan, jij gaat

Slide 13 - Open question