CH 5 Cours 12

1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Programme pour mardi, 6 mai
introduction grammaire H
Texte bloc F

Slide 3 - Slide

Objectifs

- Je kan iemand beschrijven: welke kleur haren, welke kleur ogen, bril of geen bril?

- je kan een tekst over dieren begrijpen
- kent woorden die met eigenschappten te maken hebben

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

VERBE AVOIR
VERBE ÊTRE

Slide 7 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Slide

Hij heeft blond haar
Zij heeft blauwe ogen
Hij draagt een bril

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Belangrijk: vorm en plaats
Nederlands:    -      bijvnw staat ervoor
De sympathieke jongen 

Frans:  -          bijvnw staat erachter                      
le garçon sympa


Slide 11 - Slide

plaats voor het zelfst. naamw
regelmatig:
grand = groot
petit = klein
onregelmatig
beau = mooi 
nouveau = nieuw
vieux = oud
bon = goed

plaats achter het zelfst. nw
kleuren +
timide = verlegen
content = tevreden
sympa = aardig
drôle = grappig
triste = verdrietig
célèbre = beroemd

Slide 12 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
-e
meervoud
-s
-es
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfst. nmw of persoonlijk naamwoord

Slide 13 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Man. enk
man.
meerv
vrouw.
enk
vrouw.
meerv
regel. 
-
-s
-e
-es
klein
petit
petits
petite
petites
rood
rouge
rouges
rouge
rouges
grijs
gris
gris
grise
grises

Slide 14 - Slide

Onregelmatige bijvoeglijk naamwoorden.
Deze komen vóór het zelfstandig naamwoord.
Staat ze erachter, dan is de betekenis anders (voorlopig niet van belang)

man. enk.
vrouw. enk.
man. mv.
vrouw. mv.
vertaling
bon
bonne
bons
bonnes
goed
beau
belle
beaux
belles
mooi
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
nieuw
vieux
vielle
vieux
vieilles
oud

Slide 15 - Slide

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
B
Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
C
Dat is een werkwoord.

Slide 16 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est petit
B
La plage est petits
C
La plage est petite
D
La plage est petites

Slide 17 - Quiz

Herhaling: bloc H
Uitzonderingen: beau/belle, nouveau/nouvelle, vieux/vieille, bon/bonne


ml ev
vl ev
ml mv
vl mv
goed
bon
bonne
bons
bonnes
mooi
beau
belle
beaux
belles
nieuw
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
oud
vieux
vieille
vieux
vieilles

Slide 18 - Slide

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
Ma soeur est _____ (petit)

Slide 19 - Open question

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
Les profs sont _____ (méchant)

Slide 20 - Open question

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
Mon grand-père est _____ (vieux)

Slide 21 - Open question

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
Les filles sont _____ (beau)

Slide 22 - Open question

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
Victor en Marc sont _____ (nouveau)

Slide 23 - Open question

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
la _____ (mauvais) note

Slide 24 - Open question

C'était comment?
Hoe ging dit?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

bloc H
faire exercices:
31 B, C, D
32 B

Slide 26 - Slide

bloc H
faire exercices:
32 A

Slide 27 - Slide

Voc F
Répétez- moi!
page 41

Slide 28 - Slide

Bloc F
Mon animal et moi!!

page 30

Slide 29 - Slide

à faire
exercices 
24 A, B, C, 
25 A, B, C, 
26 A

Slide 30 - Slide

pour mercredi, 7 mai
Apprendre/répéter:
vocabulaire  F

apprendre: bloc H - gram - pages 36, 37, 28, 40
schema uit het hoofd
 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide