lesson 8

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs

Unit 5 - lesson 8

Plan of today

• What did we learn last time?
• Learning goal of today 
  
• Instruction 
  
• Get to work  
• HOT SEAT (if there is time)
• Evaluation
  

Use the present continuous or the present simple:

(taste) She _________ the burger right now.

Translate to English:
vla

Translate to Dutch:
as a matter of fact

Use the right tag:

They can come over, _______?

1. can they
2. can't they
3. are they
4. aren't they

Choose the right amount:

She doesn't have ________ money to spare.

1. much
2. many

Choose the right amount:

There's too ____ time.

1. little
2. few

Learning Goal

What is the learning goal of today?

• I can ask for a little bit of something, or a few of something.
• Ik kan om een beetje of een paar dingen vragen.

What do you know about the learning goal? 

Ik wil een beetje tomatensaus = I want __________ tomato sauce.

How are we going to reach the learning goal?

You will follow an instruction (5 minutes)

You will work on the workbook exercises. (15 min.)

a little <> a few

A little betekent een beetje.

I only want a little tomato sauce.

A few betekent een paar.

I'm cutting a few onions.

A little gebruik je als...

• je het woord niet kan tellen 
• er geen -s achter het woord kan staan

I have a little money in my wallet left.

There is a little time left for games.

A few gebruik je als...

• je het woord kan tellen
• er staat -s achter het woord

I only have a few dogs in my room!

There's a few tomatoes in my garden.

Choose the right amount:

She has ___________ phones laying around.

1. a few
2. a little

Choose the right amount:

I only have ______ energy left.

1. a little
2. a few

Get to work!

• Maak de self-test van unit 5.

• Bij vragen steek je je hand op in stilte. De docent komt je helpen. 

• Klaar? Kijk het werk na met een nakijkboekje.

HOT SEAT!

• We gaan de woorden leren voor Engels.
  
• 1 Leerling zit op de stoel voor de klas, met de rug naar het scherm.
  
• Op het scherm krijgt de klas een Engels woord te zien uit het boek.
  
• De leerling ziet dit woord niet.
  

• De klas steekt zijn hand op om de leerling te helpen raden wat het woord is.
  
• Als je de beurt krijgt van de leerling geef je een hint zonder het woord te zeggen in het Engels EN Nederlands ('het is blauw', 'je kan het eten', ...)
  
• De leerling moet het woord raden en het in het Engels zeggen om te winnen.

apple pie

custard

customer (klant)

EVALUATION

• What went well?

• What can go better?

• Did we reach the learning goal?