§2.5 Oligopolie en § 2.6 Marktprestaties en welvaart

§ 2.5 Oligopolie
Wat zijn de kenmerken van een oligopolie?

Kernwoorden:
- prijszetter
- maximale winst
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

§ 2.5 Oligopolie
Wat zijn de kenmerken van een oligopolie?

Kernwoorden:
- prijszetter
- maximale winst

Slide 1 - Slide

Oligopolie
  • Bij een oligopolie is er sprake van maar een paar aanbieders. Je moet dus als producent altijd rekening houden met je concurrenten. 
  • Om de winst te maximaliseren, zal er nog steeds gekeken worden naar MO = MK. Echter, omdat er meer aanbieders zijn dan bij een monopolie, zal de prijs ......................... liggen dan bij een monopolie. 

Slide 2 - Slide

Oligopolie
  • Bij een oligopolie is er sprake van maar een paar aanbieders. Je moet dus als producent altijd rekening houden met je concurrenten. 
  • Om de winst te maximaliseren, zal er nog steeds gekeken worden naar MO = MK. Echter, omdat er meer aanbieders zijn dan bij een monopolie, zal de prijs lager liggen dan bij een monopolie. 

Slide 3 - Slide

§ 2.6 Marktprestaties en welvaart

Slide 4 - Slide

Planning van deze les:
- Herhaling theorie vorige lessen
- Huiswerk bespreken en nakijken
- Aan de slag met de nieuwe theorie
- Tijd voor huiswerk

Slide 5 - Slide

Theorie vorige les:


Hoeveel aanbieders zijn er bij oligopolie?

Heeft oligopolie een homogeen of een hetero geen product?

Slide 6 - Slide

Theorie vorige les:

Welke marktvorm heeft meer invloed op de prijs?

Monopolie of oligopolie?

Monopolistische concurrentie of oligopolie?


Slide 7 - Slide

Theorie vorige les:


Wat kan een monopolist doen om meer winst te behalen?
Welke 2 vereisten zijn hiervoor?

Slide 8 - Slide

Theorie vorige les:
Wat is het consumenten surplus?

Hoe berekenen we het consumenten surplus?


Slide 9 - Slide

Theorie vorige les:

Welke marktvorm heeft meer invloed op de prijs:
Volkomen concurrentie of monopolistische concurrentie?


Tot waar zakt de prijs bij volkomen concurrentie op langer termijn?

Slide 10 - Slide

Bespreken opdracht 3 vorige les

Slide 11 - Slide

§ 2.6 Marktprestaties en welvaart
Welke marktvorm levert de meeste welvaart op?

Kernwoorden:
- efficiënte markt
- consumentensurplus
- producentensurplus
- welvaartsverlies

Slide 12 - Slide

Herhaling marktvormen
Bij welke marktvorm is het totale surplus (welvaart) het grootste, en waarom?

Slide 13 - Slide

Werktijd
  • Lees paragraaf 2.6 door 
  • Eerst formatieve toets afmaken
  • Start met opgave 1 en 2 (behalve opgave 2b)
  • Tijd: 15 minuten

Slide 14 - Slide

Volkomen concurrentie = meest efficiënt
Welke marktvorm levert de hoogst welvaart op? 

Slide 15 - Slide

Volkomen concurrentie = meest efficiënt
Welke marktvorm levert de hoogst welvaart op? 
De optelsom van het consumentensurplus en producentensurplus is een maatstaf voor de welvaart.


Je kan bewijzen dat de marktvorm volkomen concurrentie het meest efficiënt is: de hoogste optelsom van consumenten- en producentensurplus.

Slide 16 - Slide

Waarom is volkomen concurrentie de meest efficiënte marktvorm?

Slide 17 - Slide

Volkomen concurrentie
TK= 1Q

Bereken het:

Consumenten surplus --> 
Producenten surplus --> 
-----------------------------------
Totale welvaart --> 

Slide 18 - Slide

Volkomen concurrentie
TK= 1Q

Bereken het
Consumenten surplus:
8 * 800 * 0,5 = €3200
Producenten surplus:
-
-----------------------------------
Totale welvaart: €3200,-

Slide 19 - Slide

Oligopolie:
TK= 1Q

Bereken het
Consumenten surplus:
Producenten surplus:
-----------------------------------
Totale welvaart:

Slide 20 - Slide

Oligopolie:
TK= 1Q

Bereken het
Consumenten surplus:
(9-4)*500*0,5= €1250,-
Producenten surplus:
(4-1)*500= €1500
-----------------------------------
Totale welvaart: €2750

Slide 21 - Slide

Monopolie
TK= 1Q

Bereken het
Consumenten surplus:
Producenten surplus:
-----------------------------------
Totale welvaart:

Slide 22 - Slide

Monopolie
TK= 1Q

Bereken het
Consumenten surplus:
(9-6)*300*0,5 = €450,-
Producenten surplus:
(6-1)*300= €1500,-
-----------------------------------
Totale welvaart: €1950,-

Slide 23 - Slide

Welvaartsverlies
Het verschil tussen de totale surplussen van volkomen concurrentie en een andere marktvorm noemen we het welvaartsverlies.

In het voorbeeld is het welvaartsverlies van monopolie dus gelijk aan ..............................................................................

Welvaart:  VC: €3200  Oli:€2750  Mono:€1950

Slide 24 - Slide

Welvaartsverlies
Het verschil tussen de totale surplussen van volkomen concurrentie en een andere marktvorm noemen we het welvaartsverlies.

In het voorbeeld is het welvaartsverlies van monopolie dus gelijk aan €3200-€1950= €1.250

Welvaart:  VC: €3200  Oli:€2750  Mono:€1950

Slide 25 - Slide

Waarom is volkomen concurrentie de meest efficiënte marktvorm?

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Maken opdracht 1 t/m 5

Ga in je tafelgroepje hiermee aan de slag.
Lees de theorie nog een keer door als je er niet uitkomt.
Vraag daarna mijn hulp als het nog niet lukt. 

Slide 27 - Slide

Controle vragen
  • Waarom is volkomen concurrentie de efficiëntste marktvorm?

  • Hoe bereken we het welvaartsverlies?

  • Welke marktvorm heeft het meeste marktmacht?

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video