Nominativus & Accusativus

• Latijn
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Nominativus & Accusativus

Na deze les weet je wat naamvallen zijn & kun je de nominativus en accusativus herkennen 

Onderwerp en lijdend voorwerp

Onderwerp: wie of wat de actie van het werkwoord uitvoert. Je krijgt het onderwerp door: wie of wat + persoonsvorm?

Lijdend voorwerp: wie of wat de actie van het werkwoord ontvangt. Je krijgt het lijdend voorwerp door:

wie of wat + persoonsvorm + onderwerp?

Wie is in de volgende zin het lijdend voorwerp?
De godin beschermt de kinderen.

1. De godin
2. beschermt
3. de kinderen
4. Er is geen lijdend voorwerp

Wie is in de volgende zin het onderwerp?
Zij heeft geen kinderen.

1. heeft
2. Zij
3. geen kinderen
4. Er is geen onderwerp

Wie is in de volgende zin het lijdend voorwerp
Iuppiter houdt van haar.

1. Iuppiter
2. houdt van
3. haar
4. Er is geen lijdend voorwerp

Onderwerp en lijdend voorwerp

Bekijk de volgende Latijnse zin:

Populus deam amat.           Het volk houdt van de godin.

Geef aan welk woord in deze zin het onderwerp, het lijdend voorwerp en de persoonsvorm is.

populus

deam 

amat.

Onderwerp

Lijdend voorwerp

Persoonsvorm

Onderwerp en lijdend voorwerp

Bekijk de volgende Latijnse zin:

Populum dea amat.           De godin houdt van het volk.

Geef aan welk woord in deze zin het onderwerp, het lijdend voorwerp en de persoonsvorm is.

populum

dea 

amat.

Onderwerp

Lijdend voorwerp

Persoonsvorm

Onderwerp en lijdend voorwerp

Bekijk de volgende Latijnse zinnen:

Populus deam amat.         Het volk houdt van de godin.

Populum dea amat.           De godin houdt van het volk.

Onderwerp en lijdend voorwerp

Bekijk de volgende Latijnse zinnen:

Populus deam amat.         Het volk houdt van de godin.

Populum dea amat.           De godin houdt van het volk.

Onderwerp en lijdend voorwerp

Bekijk de volgende Latijnse zinnen:

Populus deam amat.         Het volk houdt van de godin.

Populum dea amat.           De godin houdt van het volk.

In het Latijn is er geen vaste volgorde van de woorden.

Welk woord is in onderstaande zin het onderwerp?
Dominus filiam servat.

1. Dominus
2. filiam
3. servat
4. Er is geen onderwerp

Welk woord is in onderstaande zin het lijdend voorwerp?
Bellum dea timet.

1. Bellum
2. dea
3. timet
4. Er is geen lijdend voorwerp

Onderwerp en lijdend voorwerp

Populus deam amat.         Het volk houdt van de godin.

Populum dea amat.           De godin houdt van het volk.

Onderwerp	popul us	de a
Lijdend voorwerp	popul um	de am

Naamvallen

De verschillende vormen van een woord hebben een naam. Dit noemen we een naamval.  Populus (het onderwerp) staat in de nominativus. Populum (het lijdend voorwerp) staat in de accusativus.

Onderwerp	Nominativus
Lijdend voorwerp	Accusativus

Naamvallen

De verschillende vormen van een woord hebben een naam. Dit noemen we een naamval. Dea (het onderwerp) staat in de nominativus. Deam (het lijdend voorwerp) staat in de accusativus.

Onderwerp	Nominativus
Lijdend voorwerp	Accusativus

Naamvallen

Populus deam amat.         Het volk houdt van de godin.

Populum dea amat.           De godin houdt van het volk.

Schrijf op!

Nominativus	popul us	de a
Accusatiuvs	popul um	de am

Welk woord in onderstaande zin staat in de nominativus?
Filiam dominus servat.

1. Filiam
2. dominus
3. servat
4. Er is geen nominativus

Welk woord in onderstaande zin staat in de accusativus?
Bellum dea timet.

1. Bellum
2. dea
3. timet
4. Er is geen accusativus

Welk woord in onderstaande zin staat in de accusativus?
Iuppiter est deus.

In het Latijn is er geen vaste volgorde van de woorden.

Kijk goed!

1. Iuppiter
2. est
3. deus
4. Er is geen accusativus

Onthoud

Vorm	Functie
Nominativus	1. Onderwerp
	2. Naamwoordelijk deel van het gezegde
Accusativus	Lijdend voorwerp

Schrijf op!

Maak nu!

Taaloefening A op p.16 van je hulpboek.

Schrijf op!

Welk woord in onderstaande zin staat in de nominativus?
Populus quoque bellum timet.

1. Populus
2. quoque
3. bellum
4. Er is geen nominativus

Welk woord in onderstaande zin staat in de accusativus?
Deus saepe in Italia est.

1. Deus
2. saepe
3. in Italia
4. Er is geen accusativus

Welk woord in onderstaande zin staat in de accusativus?
Mater filiam amat.

1. Mater
2. filiam
3. amat
4. Er is geen accusativus

Welk woord in onderstaande zin staat in de nominativus?
Filium quoque amat.

1. Filium
2. quoque
3. amat
4. Er is geen nominativus

Huiswerk

  L wo. Les 3B, Hb p.15

  L grammatica les 3B: Lb p.21 en 23

  M Hb p.16, taaloefening A

  M Hb p.16, taaloefening B 

(let op: je moet 2 dingen doen!)

Schrijf op!