Betekenis van voorzetsels

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Herhalen 

voorzetsels en regels geslachten

der

der

das

das

die

der

die

das

Sleep de juiste uitleg naar het juiste geslacht

Mannelijk (der)

Vrouwelijk (die)

Onzijdig (das)

Persoon of dier (m)

Weekdagen

Maanden

Persoon of dier (v)

Eindigt op -heit, -keit

Eindigt op -ion, -ung

Eindigt op -chen, -lein

Eindigt op -schaft

Eindigt op -e (80%)

'het' woord in NL (80%)

Welk geslacht hebben de woorden? Sleep ze naar het juiste geslacht.

Mannelijk

Vrouwelijk

Onzijdig

Meervoud

Buch

Freundin

Baby

Eltern

Kinder

König

Computer

Blume

Gast

Handy

Mutter

Junge

Kleider

Zeitung

Sleep de voorzetsel naar de juiste categorie.

3e naamval

4e naamval

keuzevoorzetsel

aus

durch

mit

vor

für

in

nach

ohne

gegen

hinter

neben

bei

von

um

auf

an

entlang

       Vertaal de voorzetsels

door

voor

tegen

zonder 

om

durch 

  für

gegen

ohne

um

vor

bis

Sleep de juiste Nederlandse vertaling 

naar de Duitse voorzetsels. 

aus

zu

von

seit

nach

mit

bei

uit

bij

met

na, naar

sinds

van, door

naar (bij personen

nach / zu / in / vor / für 

Voorzetsels in het Duits kunnen soms verschillende betekenissen hebben. 

In deze les behandelen wij een aantal voorzetsels en de betekenissen hiervan. 

Naar

Kun je in het Duits vertalen met :

- nach 

- zu 

-in 

naar= nach/zu/in

Je gebruikt zu bij personen of bij een bepaalde plek (gebouw):

Sie will zu ihrem Onkel. / Wir fahren zum (zu dem) Supermarkt

Je gebruikt nach bij aardrijkskundige namen zonder lidwoord(steden/landen) + bij een richting 

Sie fliegt nach Berlin. / Wir müssen hier nach rechts abbiegen. 

Je gebruikt in bij landen met lidwoord en als je bij een gebouw letterlijk naar binnen gaat:

Er reist in die Schweiz. / Heute gehen wir in die Schule

Wanneer gebruik je het voorzetsel 'nach'? Welke twee zinnen zijn juist?

1. nach Hamburg fahren
2. nach die Niederlande fahren
3. nach links fahren
4. nach meinen Großeltern fahren

Wir fliegen heute (naar Turkije) ... ...

1. in die Türkei
2. nach der Türkei
3. nach Türkei
4. in der Türkei

Voor

Kun je in het Duits vertalen met :

- vor

- für

voor = für/ vor

Je gebruikt vor bij een plaats- of tijdsbepaling (betekenis vor=geleden):

Der Wagen steht vor dem Haus. / Der Unfall passierte vor einer Woche.

Je gebruikt für in de betekenis van ‘bestemd voor’ of ‘ergens voor zijn’.

Ich habe das für dich gemacht. / Mein Vater ist für diesen Plan.

Door

Durch = door middel van, ergens doorheen 

Wir laufen durch den Wald.

Durch einen Zufall habe ich meinen Mann kennengelernt. 

Von = in een lijdende zin (door iemand gedaan/geschreven etc.)

Diese Geschichte ist von unserem Lehrer geschrieben. 

von? of durch? Welk voorzetsel is onjuist gebruikt?

1. Der Text wurde von einem Dolmetscher übersetzt.
2. Wir wurden durch meine Tante herzlich empfangen.
3. Das Spiel wurde von meinem Team gewonnen
4. Wir fuhren mit dem Bus quer durch die Vereinigten Staaten

Tot / tot en met

Bis  (zonder bepalend woord (van der-/ein-groep)

Bis Donnerstag!

Bis (met een bepalend woord)

Ich habe bis zum Montag noch genug Zeit.

Du musst (tot en met) letzten Stunde in der Schule bleiben.

1. bis
2. bis zur
3. bis zum
4. vor

(Tot ) übermorgen!

1. Bis
2. Bis zum
3. Zum
4. Zu

een week geleden

1. Bis eine Woche
2. Nach einer Woche
3. Vor einer Woche
4. In einer Woche

Ich fahre (naar) meinem Opa.

1. zu
2. nach
3. in

Wir fahren (naar) Arnhem.

1. zu
2. nach
3. in

Ich warte (voor) dem Haus auf dich.

1. vor
2. für

Ich kaufe ein Geschenk (voor) meine Mutter.

1. vor
2. für

Wir fliegen (naar) die Türkei.

1. zu
2. nach
3. in

Wir gehen hier (naar) rechts.

1. nach
2. zu
3. in

Tschüss!