Diabetes quiz

Diabetes quiz
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Diabetes quiz

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

1. Wat is diabetes mellitus?
A
Te weinig of geen insulineproductie
B
Te hoge glucoseproductie
C
Te hoge insulineproductie
D
Te weinig of geen glucoseproductie

Slide 3 - Quiz

2. Hoe kan de bloedglucosewaarde binnen de normale grenzen gehouden worden bij diabetespatiënten?
A
Door het toedienen van insuline, zowel in injectie- als tabletvorm.
B
Door aanpassing in het voedingspatroon, met name een vermindering in het eten van koolhydraten (suikers).
C
Beide antwoorden zijn juist.

Slide 4 - Quiz

3. Waardoor wordt diabetes type 1 veroorzaakt?
A
Auto-immuunproces, waarbij de cellen worden afgebroken en een patiënt uiteindelijk geen insuline meer aan kan maken.
B
Insulineresistentie, waardoor er een verminderde insulineproductie optreedt.

Slide 5 - Quiz

4. Wat is diabetische retinopathie?
A
Een diabetische voet: door slechte doorbloeding wordt de genezing van wonden op de voet belemmerd.
B
Een oogaandoening: diabetes beschadigt de haarvaten in het netvlies van de ogen, waardoor bloedinkjes of littekenweefsel ontstaan.
C
Nierschade: wanneer bloedsuikerwaarden structureel te hoog zijn raken de haarvaten in de nieren beschadigd, waardoor de nierfunctie vermindert.

Slide 6 - Quiz

5. Waarom bemoeilijkt diabetes het wondgenezingsproces?
A
Diabetes verandert eiwitstructuren en bloedcirculatie, wat het wondgenezingsproces vertraagt.
B
Diabetes verandert de pijnsensatie en de opbouw van de huid, wat het wondgenezingsproces vertraagt.
C
Door hoge bloedglucosewaarden (boven 9 mmol/l) stagneert de wondgenezing.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 7 - Quiz

6. Wat veroorzaakt zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum)?
A
Insulineresistentie door heel veel suiker eten tijdens de zwangerschap
B
Aanmaak van andere hormonen, waardoor het lichaam tijdelijk minder goed reageert op insuline en te weinig insuline aanmaakt
C
Aanmaak van hormonen, die de bèta-cellen in de lever afbreken ( zijn verantwoordelijk voor de insulineproductie)

Slide 8 - Quiz

7. Boven welke waarde is er geen sprake meer van een gezonde bloedsuikerwaarde?
A
Nuchter: 3,5 mmol/l, niet nuchter: 6,1 mmol/l
B
Nuchter: 6,1 mmol/l, niet nuchter: 7,8 mmol/l
C
Nuchter: 7,8 mmol/l, niet nuchter: 9 mmol/l
D
Nuchter: 9 mmol/l, niet nuchter: 11 mmol/l

Slide 9 - Quiz

8. Patiënt X heeft een bloedsuiker van 3,3 mmol. Wat doe je?
A
Hyperglycemie: extra insuline
B
Hypoglycemie: extra insuline
C
Hyperglycemie: snelle koolhydraten, (bijv. een Dextro-pil)
D
Hypoglycemie: snelle koolhydraten, (bijv. een Dextro-pil)

Slide 10 - Quiz

9. Welke symptomen treden doorgaans op bij diabetes?
A
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en tremoren.
B
Tremoren, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
C
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 11 - Quiz

10. Hoe kan diabetes mellitus worden aangetoond?
A
Met een urineonderzoek.
B
Met een nuchtere bloedglucosemeting.
C
Met de dorstproef.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 12 - Quiz

Opdracht: mindmap maken
  1. Evenwicht in bloedglucosewaarde in het lichaam
  2. Rol insuline - glucagon
  3. Wat is diabetes mellitus en wat zijn de symptomen? 
  4. Verschil diabetes type 1 en 2 
  5. Een hypo en hyper
  6. Handelen bij een hypo en hyper

Slide 13 - Slide