Chronisch zieken Diabetes Mellitus

Chronisch zieken

  1. Diabetes Mellitus
  2. Reuma
  3. Artrose
  4. Osteoporose
1 / 18
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Chronisch zieken

  1. Diabetes Mellitus
  2. Reuma
  3. Artrose
  4. Osteoporose

Slide 1 - Slide

Chronisch zieken

Slide 2 - Slide

Wat is diabetes? Bij diabetes mellitus is er sprak van ..........
A
te weinig of geen insulineproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft.
B
een te hoge glucoseproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft
C
een te hoge insulineproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft.
D
te weinig of geen glucoseproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft.

Slide 3 - Quiz

Wat is diabetes? 
  1. diabetes mellitus = (letterlijk) honingzoete doorstroming
  2. diabetes mellitus is een stofwisselingsziekte
  3. de insuline in het lichaam is niet meer in staat om glucose (bloedsuiker) uit het bloed te verwerken en op te laten nemen in de cellen
  4. het gaat om opname van glucose in de cellen van spieren en lever
  5. glucose is wel een vereiste om alle spieren en organen goed te laten werken. Insuline is dus waar het bij diabetes om draait.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Hoe kan de bloedglucosewaarde binnen de normale grenzen gehouden worden bij diabetespatiënten?
A
Door het toedienen van insuline, zowel in injectie- als tabletvorm.
B
Door aanpassing van voeding, met name een vermindering in het eten van koolhydraten (suikers).
C
Beide antwoorden zijn juist.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Boven welke waarde is er geen sprake meer van een gezonde bloedsuikerwaarde (volgens het diabetesfonds)?
A
Nuchter: 3,5 mmol/l, niet nuchter: 6,1 mmol/l.
B
Nuchter: 6,1 mmol/l, niet nuchter: 7,8 mmol/l.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Diabetes type 1

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Patiënt X heeft een bloedsuiker van 3,3 mmol. Wat doe je?
A
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je dient extra insuline toe.
B
Patiënt X heeft een hypoglycemie. Je dient extra insuline toe.
C
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil
D
patiënt X heeft een hypoglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil.

Slide 15 - Quiz

Welke symptomen treden doorgaans op bij diabetes?
A
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en tremoren
B
Tremoren, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
C
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

7 gevolgen op een rij voor type 1 en 2 diabetes
  1. gevolgen voor de voeten (verstoorde doorbloeding)
  2. retinopathie( aandoeningen aan de ogen)
  3. hart- en bloedvaten (dikke stugge bloedvaten->aderverkalking)
  4. zenuwaantasting van maag en darmen
  5. huidaandoeningen (jeuk door schimmels en gisten, vlekken)
  6. hersenenaandoeningen als dementie
  7. nierproblemen (nierfunctie gaat achteruit door beschadiging van haarvaten

Slide 18 - Slide