24-25 H4, deeltaak 6: V2 Solo

Wat is het verschil tussen een Solo en een Monoloog?
1 / 43
next
Slide 1: Open question
DramaMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quiz, text slides and 11 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat is het verschil tussen een Solo en een Monoloog?

Slide 1 - Open question

Monoloog
> Gesprek dat iemand in zijn eentje uitvoert.
> Tekst voor een persoon
> Toneel
> Mono: Grieks > monos leen
> Loog: Grieks > logos woord/idee

Slide 2 - Slide

Solo
> Opvoering door een persoon.
> Dit kan een monoloog zijn, maar ook bijvoorbeeld stil- of fysiek spel.
> In alle kunstdisciplines heb je solisten.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Opdracht V2 Solo
Jullie gaan deze deeltaak een solo maken vanuit een personage, die jou leuk/ interessant/ spannend lijkt om te spelen. Dit personage ga je in deze deeltaak ontwikkelen en eigen maken en mogelijk komt hij/zij in jullie eindexamen voorstelling volgend jaar.

Slide 5 - Slide

Authentiek spel
Deze deeltaak gaat het ook om authentiek spel. Ik moet je geloven, met je spel/verhaal mee gaan. Hiervoor gebruik je "echt" materiaal als uitgangspunt. 
Dat kan een eigen verhaal zijn, iets wat je zelf hebt meegemaakt. 
Maar dat kan ook het verhaal van iemand anders zijn. Een bekende, zoals een vriend of familielid. 
Zelfs van een vreemde, waar je wat van hebt opgezocht. ( een verhaal uit de krant, dagboek van anne frank etc)

Slide 6 - Slide

Geloofwaardigheid
Bij authentiek spel is geloofwaardigheid alles.
Ik moet je geloven!

Spelconcentratie en keuze in spelgegevens helpen daarbij.

Slide 7 - Slide

Inspiratiebronnen
Kunstuitingen
Theaterteksten (gespeeld of ongespeeld)
Proza, poëzie, liederen
Film- en televisiescenario’s, films
Schilderkunst, grafiek, kunstfotografie, architectuur
Muziek
Theatervoorstellingen
 
Niet fictionele teksten en afbeeldingen
Nieuwsberichten, krantenartikelen, nieuwsfoto’s, film en televisiedocumentaires
Wetenschappelijke publicaties: maatschappelijke problematieken


Persoonlijke bronnen
Eigen ervaringen, dromen, herinneringen, wensen, verlangens, fantasieën; ideeën, gedachten, thema’s, stellingen

Slide 8 - Slide

Stap 1: Thema
Welk onderwerp/ thema wil je in jouw solo aansnijden?

Slide 9 - Slide

Stap 2: Vorm
Welke (kunst-)vorm wil je inzetten bij je solo? Het mag ook een combinatie zijn.
Bijvoorbeeld:
  • Theater: monoloog, fysiek theater, scene, cabaret
  • Muziek: zang, muziekinstrument
  • Dans: choreografie
  • Beeldend: performance, presentatie
  • Literatuur: betoog, pitch

Slide 10 - Slide

 Stap 3: Het Personage
Bedenk een personage. Een rolbiografie geeft je als speler meer achtergrondinformatie om je personage ook echt goed te begrijpen voordat je in zijn/haar huid kruipt.

Het uitschrijven van een rolbiografie kan je helpen.

Slide 11 - Slide

Personage
Denk na over het personage dat de monoloog uit zou spreken (dit mag iemand uit de voorstelling zijn, maar ook een zelf bedacht personage, iemand die je kent of jijzelf); wie is dat en waarom houd dit personage een monoloog? Hoe voelt hij zich en hoe komt dat? Waar bevindt de persoon zich? Indien nodig, kan je een aantal nodige regieaanwijzingen voor jezelf opschrijven.

Slide 12 - Slide

Rolbiografie voor personage
Wat staat er in een rolbiografie? 

  • Feitelijke informatie: het verleden (geboorteplaats, adres, jeugd, opleiding etc.), het heden (burgerlijke staat, positie, relaties, hobbies ) 
  • Karaktereigenschappen : karaktereigenschappen, soort temperament, onzekerheden, levensvisie, levensverwachting en dromen.
  • Fysieke eigenschappen: houding, gebaar, mimiek, tempo, evt tics, stem, groot of klein etc. van de te spelen personage.

Slide 13 - Slide

Stap 4: De Transformatie
Het in de huid kruipen van het door jou bedachte personage. 

Je gaat onderzoeken hoe je het personage het beste tot zijn/haar recht kan laten komen. 

In spel  en in het uiterlijk, hierin laat je je leiden door de gemaakte keuzes in je rolbiografie.

Slide 14 - Slide

Acteerwerk
De rolbiografie geeft van te voren vorm aan het personage:

Opvoeding, trauma/verleden, karaktereigenschappen en aangeboren "bijzonderheden" geven motieven voor het handelen/gedrag van het personage. 

Gedrag: 
Hoe reageert iemand en welke reden zit daarachter? 
Wat wil iemand bereiken en wat doet hij daarvoor? 


Slide 15 - Slide

Stap 5: Wat wil je bij het publiek teweeg brengen?
Theater heeft altijd een functie: amuseren, informeren of overtuigen.

Maar daarbinnen kan je ook spelen met emoties. Wil je laten lachen, irriteren/ boos maken, schrikken, raken, huilen, brok in de keel bezorgen?

Slide 16 - Slide

Stap 6: Theatrale middelen
Je hebt een thema, personage, vorm, iets dat je bij je publiek teweeg wilt brengen. Maar hoe ga je dat vormgeven tot een SOLO? Door bewuste keuzes te maken in het uitwerken van je theatrale middelen, kun je die onderdelen versterken,.


Slide 17 - Slide

Theatrale middelen

- spelgegevens
- theater vormgevingsmiddelen
- enscenering
Theatrale middelen

Slide 18 - Slide

Spelgegevens:
oftewel, de 5 W's:

Wie > Rol
Wat > Actie/ verhaal
Waar > Ruimte/plaats
Wanneer > Tijd
Waarom > Motief

Slide 19 - Slide


8
Theater vormgevingsmiddelen


Decor 
Rekwisieten / attributen /props
Kostuums 
Kap en grime
Licht
Muziek 
Geluid (effecten)
Projecties

Slide 20 - Slide

Wat is enscenering?
"In scène zetten"
Je maakt gebruik van: mise-en-scène  ( plaatsing op het podium, ten op zichte van elkaar en de vormgeving)
en
de vormgeving van het stuk.

Slide 21 - Slide

Stap 7: Concept 
Je werkt stap 1 t/m 6 uit in je concept. Dit lever je in op Its learning. Dit helpt je om goed voorbereid je solo uit te voeren.

Slide 22 - Slide

Stap 8: Repeteren 
Je hebt alle ingrediënten voor je solo uitgedacht en dit in je concept verwerkt. Dan is het nu een kwestie van uitproberen en perfectioneren en oefenen.

Oefen, werk uit, perfectioneer, vraag feedback aan klasgenoten of je docent.



Slide 23 - Slide

EINDPRESENTATIE SOLO
  • Duur 2-5 minuten
  • Duidelijk personage
  • Helder thema/onderwerp/verhaal
  • Je brengt iets bij het publiek teweeg

Slide 24 - Slide

Voorbeelden
Bekijk de volgende voorbeelden. 

Wat haal je er uit voor je eigen solo?

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

0

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Deeltaak 6 V2 Solo
Drama H4

Slide 34 - Slide

Er zijn 3 manieren om tot een voorstelling of scene te komen:
  1.  Tekst ensceneren
  2. Improviseren
  3. Dramatiseren

Slide 35 - Slide

Dramatiseren
Je hebt niet altijd een tekst nodig om tot een voorstelling te komen. Je kunt ook werken vanuit een thema, een idee of een inspirerende film of foto. Dit noem je dramatiseren.

DRAMATISEREN =  Het theatraal vormgeven van een verhaal of idee. 

Slide 36 - Slide

Dramatiseren
Hoe werkt dat?  
1) Je hebt een uitgangspunt. (bijvoorbeeld; een verhaal, een thema, een beeld, een muziekstuk, een schilderij, een krantenknipsel, etc.)  

2) Stel jezelf de vraag: WAT wil ik ermee zeggen? Wat wil ik bij het publiek bereiken? Welke boodschap / mening wil ik overbrengen? (de premisse)  

3) Stel jezelf de vraag: HOE ga ik dat doen?  
Daarbij moet je keuzes maken welke theatrale middelen (= spelgegevens, enscenering en materiële vormgevingsmiddelen) je gaat inzetten en op welke manier je die gaat inzetten. 

Slide 37 - Slide

Deze deeltaak:
Jullie beginnen samen met een idee/concept voor jullie examenvoorstelling. 
In principe gaan we dramatiseren. En maken jullie zelf een voorstelling over een, door jullie gekozen, thema/inspiratiebron/verhaal etc.


Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Inspiratie Dramatiseren
Theatervoorstelling "Hamiltoncomplex"
Theatergroep Het Paleis.

Hieronder vind je een trailer filmpje van de voorstelling en de making-off.
 
Over en met 13 meisjes van 13 en de kantelpunten in het leven van die leeftijd. 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Deze deeltaak:


Deze deeltaak ga je naar aanleiding van jullie gekozen thema individueel werken aan jouw ideeën omtrent dit thema en dit resulteert in een solo.

Slide 43 - Slide