Soorten bewegingen

Voortstuwen en tegenwerken
Om voorwerpen van snelheid te laten veranderen, heb je voortstuwende krachten of tegenwerkende krachten nodig. 
Voorbeeld van voortstuwende krachten:
  • spierkracht
  • motorkracht
  • windkracht
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voortstuwen en tegenwerken
Om voorwerpen van snelheid te laten veranderen, heb je voortstuwende krachten of tegenwerkende krachten nodig. 
Voorbeeld van voortstuwende krachten:
  • spierkracht
  • motorkracht
  • windkracht

Slide 1 - Slide

Voortstuwen en tegenwerken
Om voorwerpen van snelheid te laten veranderen, heb je voortstuwende krachten of tegenwerkende krachten nodig. 
Voorbeeld van tegenwerkende krachten:
  • windkracht (luchtwrijving)
  • remkracht
  • rolwrijving

Slide 2 - Slide

Voortstuwen en tegenwerken
Soms kunnen krachten tegenwerkend zijn maar ook voortstuwend. Denk bijvoorbeeld aan 'wind tegen' of 'wind in de rug'. Ook de zwaartekracht kan 'meewerkend' of 'tegenwerkend' zijn.

Slide 3 - Slide

Nettokracht
De nettokracht (of resulterende kracht) is de kracht die overblijft als je alle krachten (meewerkend en tegenwerkend) in dezelfde 'werkrichting' bij elkaar optelt.

In het voorbeeld hiernaast is er 
in totaal (250 N + 375 N =) 625 N
aan kracht die naar rechts gericht is.

Slide 4 - Slide

Nettokracht - vervolg
De kracht naar links is in totaal (225 N + 225 N =) 450N.
De nettokracht is dus 625 N - 450 N = 175 N (naar rechts).

Omdat de nettokracht nu groter dan 0 N is, komt de auto in beweging. Er is sprake van een 
versnelde beweging oftewel een
eenparige versnelling.

Slide 5 - Slide

Nettokracht - vervolg
Er zijn ook situaties dat de nettokracht gelijk aan 0 N is.
In dit voorbeeld is de aandrijfkracht 4000 N (naar rechts) en de remkracht (2000 N + 2000 N) = 4000 N (naar links).

De nettokracht is dus 0 N.
Hier is sprake van een constante
snelheid oftewel een eenparige beweging.

Slide 6 - Slide

Nettokracht - vervolg
De laatste situatie die voor kan komen is dat de tegenwerkende krachten groter zijn dan de voortstuwende krachten.

De nettokracht is dus kleiner dan 0 N.
Hier is sprake van een vertraagde
beweging oftewel een eenparige vertraging.

Slide 7 - Slide

Nettokracht - samengevat

Slide 8 - Slide

Op een rijdende trein werken altijd tegenwerkende krachten, zoals de luchtwrijving en de rolwrijving
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Personenauto's hebben een gestroomlijnde vorm, omdat daardoor de rolwrijving veel kleiner wordt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Een auto beweegt vertraagd als de voortstuwende kracht kleiner is dan alle tegenwerkende krachten samen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Als een automobilist de koppeling intrapt, beweegt de auto daarna verder met een constante snelheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Als de nettokracht loodrecht op de bewegingsrichting van de auto staat, verandert de snelheid niet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Een auto versnelt van 90 km/h naar 120 km/h. Ahmed zegt: "Tijdens het versnellen is de voortstuwende kracht groter dan alle tegenwerkende krachten samen". Stella zegt: "Tijdens het versnellen wordt de luchtwrijving op de auto steeds groter". Wie heeft er gelijk?
A
Ahmed en Stella hebben beiden gelijk.
B
Ahmed heeft gelijk, Stella niet.
C
Stella heeft gelijk, Ahmed niet.
D
Ahmed en Stella hebben beiden ongelijk.

Slide 14 - Quiz

Een racefietser fietst met constante snelheid en levert een kracht van 30 N.
Hoe groot is de tegenwerkende wrijvingskracht?
A
Minder dan 30 N, anders ga je niet vooruit
B
Precies 30 N, want de snelheid is constant
C
Meer dan 30 N, anders zou je versnellen
D
Dat kun je echt niet weten

Slide 15 - Quiz

Soorten bewegingen
Maak nu in de Learning Portal de opdrachten:
  • soorten bewegingen

Als je de opdracht goed hebt afgerond en je kunt uitleggen wat een eenparige, eenparig versnelde en eenparig vertraagde beweging is, mag je dit onderdeel als afgerond afvinken.

Slide 16 - Slide