OSP - les 2

BGER 1, Les 2: Eigen regie en doelen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 35 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BGER 1, Les 2: Eigen regie en doelen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Opening 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doelen
  1. Je kunt uitleggen wat eigen regie is
  2. Je kunt begeleidingsdoelen schrijven die passend zijn bij jouw cliënt

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Programma
Wat
Hoe lang
Opening van de les
10 minuten
Terugblik op vorige week
5 minuten
Theorie zelfregie
15 minuten
Opdracht zelfregie
10 minuten
Theorie doelen opstellen
15 minuten
Afronding les
10 minuten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Terugblik op vorige week
Wat weet jij nog van vorige week? Doe de volgende opdracht uit je hoofd!

  1. Noteer voor jezelf op een blaadje wat jij nog weet van de les van vorige week
  2. Overleg met een klasgenoot: welke punten heeft je klasgenoot opgeschreven? Wat vinden jullie de belangrijkste dingen van de les van vorige week?
  3. Nabespreking in de klas

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk van vorige week
Vorige week heb jullie onder andere deze twee gekregen:

  1. Stap 1 van de eindopdracht
  2. Maak een start met het schrijven van de beginsituatie voor de eindopdracht

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Theorie eigen regie

Slide 7 - Slide

Klassengesprek
1) Wat verstaan jullie onder eigen regie?
2) voor wie geldt eigen regie?
3) Wanneer kan/mag je in Nederland eigen regie voeren
4) Waarom is eigen regie belangrijk denk je?
Eigen regie
(Bijna) iedereen in Nederland heeft zelfbeschikkingsrecht. Dit betekent dat (bijna) iedereen zijn/haar eigen keuzes mag maken.

In je begeleiding houd je rekening met 5 aspecten:
  1. Een cliënt kan door een eventuele beperking afhankelijk zijn van anderen. Het is dan belangrijk dat je de cliënt dit laat inzien zodat hij hier rekening mee kan houden bij de keuzes die hij kan maken
  2. Positieve benadering: Wat wil de cliënt graag, wat kan hij goed?
  3. Geef inzicht in eigen wensen: wat zou de cliënt willen bereiken?
  4. Laat de cliënt inspraak hebben in welke ondersteuning hij nodig heeft en hoe vaak hij deze nodig heeft
  5. Betrek naastbetrokkenen bij de begeleiding zodat de cliënt altijd om hulp kan vragen als dat nodig is

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Behoeften en doelen formuleren
Nadat je een beginsituatie hebt gemaakt van een cliënt, ben je bij stap 2 van de methodische cyclus gekomen.
Ondersteuningsvraag beschrijven

Je gaat een of meer problemen formuleren, zodat je de informatie kan omzetten naar doelen. Dit gaat om problemen binnen je eigen vakgebied. Deze problemen moeten logisch voortvooeien uit de verzamelde gegevens. Het goed formuleren van een probleem is niet altijd makkelijk.



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

  • Probleem: wat is het probleem?
  • Etiologie: wat zijn de oorzaken?
  • Symptomen: wat zijn de verschijnselen? 
Vaak zijn de symptomen het duidelijkst. het helpt dan als je vanuit de symptomen terug redeneert naar oorzaken en daarna naar het feitelijke probleem. 
PES-methode

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld: Linn
Linn woont in een familiehuis voor mensen met een autismespectrumstoornis (ASS) en wordt daar ondersteund bij het zelfstandig wonen. Haar ouders komen regelmatig langs en ze geniet van de bezoekjes aan de kinderen van haar broer. Ze is vaak ziek, zonder een duidelijke medische reden. Bij het toepassen van de Gordon-methode is het je opgevallen dat ze een slecht voedingspatroon heeft. Daarnaast heeft ze een laag activiteitenpatroon met nauwelijks sociale contacten buiten haar familie en medebewoners. Je weet dat er een verband kan bestaan tussen vereenzaming en een slechter functionerend immuunsysteem, met ziekte als gevolg. Je wilt hiervan een 'probleem' maken en er later doelen voor stellen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Beschrijf het probleem kort en duidelijk. Vaak kom je tot een goede probleembeschrijving als je de volgende zin afmaakt: 'De cliënt is niet in staat om (zelfstandig) ...' In het voorbeeld van Linn: zij is niet in staat om zelfstandig te zorgen dat ze gezond blijft.
Het probleem

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Etiologie
Bij de etiologie beantwoord je de waarom-vraag. Waarom is het probleem er? Om het probleem op te lossen, moet je de oorzaken aanpakken. Bij Linn zijn er twee oorzaken, die waarschijnlijk met elkaar verband houden. In de eerste plaats heeft ze een slecht voedingspatroon. Ze ontbijt nooit, eet weinig groenten en drinkt te weinig; ten tweede vereenzaamt ze. In de volgende fase bepaal je doelen en activiteiten die gericht zijn op betere voeding en minder vereenzaming.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Symptomen
Bij de symptomen beschrijf je concreet waaruit het probleem blijkt. Het concrete beschrijven is nodig om later te kunnen checken of je het doel bereikt hebt. In het voorbeeld: Linn blijft minstens twee dagen per week op bed liggen, omdat ze zich ziek voelt. De overige dagen gaat ze naar haar werk in de supermarkt en zoekt ze met niemand contact. Ze drinkt weinig (twee kopjes thee en twee glazen water per dag) en eet nooit haar bord leeg.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Criteria voor probleemformulering
Een probleemformulering voldoet aan een aantal criteria. Een goede probleemformulering stel je als volgt op:
  • Beschrijf het probleem zo veel mogelijk volgens de PES-methode.
  • Beschrijf concreet waarneembaar gedrag.
  • Beschrijf in voor de cliënt begrijpelijke taal (vermijd vakjargon).
  • Betrek de hulpvraag van de cliënt bij de beschrijving.
  • Beschrijf het probleem vanuit de cliënt, niet een probleem dat anderen met de cliënt hebben.
  • Toets je beschrijving: kun je er doelen van afleiden?
  • Bij meer problemen stel je prioriteiten; dit doe je samen met de cliënt, naastbetrokkenen en eventueel andere professionals.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

vb: Yentl krast 1
Erwin werkt als woonbegeleider beschermd wonen bij een ggz-instelling. Een van de cliënten daar is Yentl. Ze heeft een borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Als Yentl boos of verdrietig is, krast ze met een scherp voorwerp in haar armen, tot bloedens toe. Dan loopt ze weer een tijdje met haar armen in het verband. Het team vindt het tijd om Yentls gedrag te veranderen. Erwin gaat ermee aan de slag. In eerste instantie gaat hij ervan uit dat het krassen in haar armen het probleem is. Maar als hij het probleem met de PES-methode probeert te beschrijven, komt hij erachter dat dit niet werkt. Hij kan de zin ‘Yentl is niet in staat om ...' niet goed afmaken.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

vb: Yentl krast 2
Erwin realiseert zich dat Yentl door haar borderlinepersoonlijkheidsstoornis en vroege uithuisplaatsing nooit heeft geleerd haar gevoelens adequaat te uiten. Dat is in feite haar probleem. Het feit dat ze in haar armen krast, is dus niet het feitelijke probleem. Samen met Yentl vult Erwin de PES als volgt in:

  • Probleem: Yentl is niet in staat om haar gevoelens adequaat te uiten, vooral als ze boos of verdrietig is.
  • Oorzaak: borderlinestoornis in samenhang met vroege uithuisplaatsing.
  • Symptomen: Yentl krast in haar armen, tot bloedens toe.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

vb: Yentl krast 3
Erwin bespreekt zijn bevindingen – samen met Yentl — in het multidisciplinair overleg. De psycholoog stelt voor dat zij Yentl cognitieve therapie aanbiedt. Dat is een therapie waarmee borderlinepatiënten goede resultaten kunnen boeken. De therapie is dus gericht op de oorzaak: borderline. Daarnaast spreekt Erwin met het team af dat ze Yentl meer en gerichter aandacht geven als ze merken dat ze boos of verdrietig wordt.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Theorie doelen opstellen
Nadat je een beginsituatie hebt gemaakt van een cliënt, ben je bij stap 3 van de methodische cyclus gekomen.

Je gaat doelen formuleren die je samen met de cliënt gaat proberen te bereiken in je begeleiding.

Er bestaan doelen voor de kortere termijn (ongeveer 0-6 weken) en voor de langere termijn (langer dan 6 weken)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Theorie doelen opstellen
Doelen worden vaak SMART opgesteld. Elke letter staat voor een bepaald begrip. Wie kan vertellen voor welke begrippen de letters staan?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

SMART-methode
Specifiek: Beschrijf zo concreet mogelijk wat er bereikt moet worden

Meetbaar: Je moet kunnen meten / concluderen of een doel bereikt is

Acceptabel: Sluit het doel aan bij de wensen / mogelijkheden van de cliënt en de instelling

Realistisch: Kan het doel bereikt worden?

Tijdgebonden: hoe lang gaat het duren om het doel te bereiken?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

SMART DOELEN

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Fout voorbeeld
Doel: Ik wil over 2 jaar mijn PBMZ diploma behaald hebben.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Doel: Ik wil over 2 jaar mijn PBMZ diploma behaald hebben.
Dit is om de volgende redenen niet goed geformuleerd:
1. Over 3 jaar vanaf welke datum? (niet tijdsgebonden weergegeven)
2. Ik wil... (in de evaluatie kun je niet kijken of je deze wens nog steeds hebt, het gaat dus niet over het wel of niet behaald hebben van je diploma)
3. PBMZ diploma (is niet concreet genoeg)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Doel: In juli 2025 neem ik mijn diploma Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg in ontvangst.

Dit is om de volgende redenen goed geformuleerd:
1. Specifiek: het is bekend om wat voor soort diploma het gaat.
2. Meetbaar: omdat je het diploma in ontvangst neemt.
3. Acceptabel: volgens de richtlijnen van de opleiding zou dit mogelijk moeten zijn.
4. Realistisch: omdat je nog 2 jaar de tijd hebt om je doel te behalen volgens de daarvoor geldende richtlijnen van de opleiding.
5. Tijdsgebonden: omdat de eindtijd toetsbaar is.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Woorden om te vermijden
Willen
is een wens en geen doel
Ga doen/gaan doen
een voornemen, komt nog wel een keer…,is dus
geen doel
Ken, weten
dit zit in je hoofd, kan dus niet getoetst worden
Hebben/krijgen
hoef je niet per definitie iets voor te doen
Beter, meer, vaker
wat is beter, hoeveel meer, hoe vaak is vaak?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen
We oefenen gezamenlijk met het vertalen van een ondersteuningsvraag naar een SMART-doel

Wie kan er een ondersteuningsvraag noemen?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Dennis speelt veel games. Dennis heeft een matig verstandelijke beperking. Hij is de laatste tijd duidelijk verslaafd geraakt aan gamen. Hij speelt tot diep in de nacht, staat laat op, gaat ook niet meer naar het dagactiviteitencentrum en heeft geen belangstelling meer voor zijn groepsgenoten.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Mevrouw Porowski is 90 jaar en woonde nog zelfstandig. Zij is geestelijk helemaal in orde, maar bij een val heeft ze haar heup gebroken. Ze is geopereerd en moet nu revalideren in een verpleeghuis. Het lopen met de nieuwe heup gaat eigenlijk niet: zij kan wel gaan staan met behulp van een rollator, maar naar de wc of de huiskamer gaan lukt niet. Daarom wordt nu gebruikgemaakt van een tillift om haar te verplaatsen van het bed naar een stoel in de huiskamer en naar het toilet. Misschien is een rolstoel een betere optie voor mevrouw Porowski, dan kan ze zichzelf verplaatsen. Zolang zij niet kan lopen, kan ze niet terug naar huis. Dat vindt mevrouw Porowski heel erg.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Hoe stel je SMART-doelen op?
Een aantal tips:
  • Begin er 'gewoon' aan
  • Stel een doel op en bedenk vervolgens of het doel specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden is
  • Een doel opstellen is vaak een kwestie van meerdere keren dingen aanpassen
  • Vraag eventueel collega's / klasgenoten om feedback

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Terugblik
Wat is blijven hangen van de les van vandaag?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
  • Werk aan stap 1 tot en met 4 van de eindopdracht
  • Lees uit het boek 'Methodisch begeleiden' thema's 1 (methodisch handelen en vraaggericht werken), 4 (Behoeften en doelen formuleren) en 7 (begeleiden en ondersteunen). Noteer eventuele vragen en neem ze mee naar de volgende les

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie van de les

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Dank voor de aandacht!

Slide 35 - Slide

This item has no instructions