paragraaf 3.1 De atmosfeer deel 2: variaties in instraling

klimaatfactoren (temperatuurfactoren en neerslagfactoren) bepalen welk klimaat overheerst in een gebied
1 / 25
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

klimaatfactoren (temperatuurfactoren en neerslagfactoren) bepalen welk klimaat overheerst in een gebied

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoogteligging
Algemene regel: Hoe hoger hoe kouder. 

 Per 1000 meter stijging daalt de temperatuur 6 graden.

(per 100 meter stijging 0,6 graden)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

paragraaf 3.1 De atmosfeer deel 2: variaties in instraling

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Waardoor zijn er variaties in instraling van de zon?
  • Hoe wordt zonne-energie op aarde herverdeeld?
  • Hoe beïnvloeden de temperatuurfactoren en de neerslagfactoren de gemiddelde temperatuur en neerslag in een gebied?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De breedteligging is van invloed op de instraling
De gesteldheid van het aardoppervlak is van invloed op de in-en uitstraling

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De herverdeling van zonne-energie gebeurt door wind-en zeestromen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Twee beweringen:
1. Een koude zeestroom gaat altijd van het noorden naar het zuiden.
2. Een warme zeestroom verplaatst warmte vanaf de evenaar naar de polen.
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Noteer de 5 temperatuurfactoren die in je boek worden genoemd.

(houd ruimte over om een toelichting te kunnen schrijven in je schrift)

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Breedteligging
Wat is de algemene regel?
Hoe lager de breedtegraad, hoe hoger de temperatuur.
of
Hoe hoger de breedtegraad, hoe lager de temperatuur
of
Hoe verder van de evenaar, hoe kouder.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Gesteldheid van het aardoppervlak: Land-zeeverdeling
van invloed de temperatuur
Algemene regels:
1. Verder van zee zijn de temperatuurverschillen tussen zomer en winter groter dan bij zee.

2. Landmassa's warmen sneller op dan zeewater en koelen sneller af dan zeewater.

De zee heeft dus een matigende invloed op het klimaat.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

aanlandige en aflandige wind
Algemene regels: 

 Aanlandige wind (Wind van zee) heeft in de winter een verwarmend effect op het land en in de zomer een verkoelend effect.

Aflandige wind zorgt in de winter voor lagere temperaturen en in de zomer voor hogere temperaturen.
.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Warme en koude zeestromen
  • Warme en koude zeestromen
     
  • Let op: niet letterlijk warm of koud,  maar hoger of lager dan je zou verwachten op die breedtegraad.  Dus relatief.
  • warme zeestromen hebben een verwarmend effect.
  • koude zeestromen hebben een verkoelend effect.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Noteer de 3 neerslagfactoren die in je boek worden genoemd.

(houd ruimte over om een toelichting te kunnen schrijven in je schrift)

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat is het gevolg van opwarming van de lucht?
A
De lucht zet uit, wordt zwaarder en stijgt.
B
De lucht zet uit, wordt lichter en daalt.
C
De lucht zet uit, wordt lichter en stijgt.
D
De lucht krimpt, wordt zwaarder en daalt

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de oorzaak van afkoelende lucht?
A
De lucht stijgt.
B
De lucht daalt.
C
De lucht waait.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de algemene regel als het gaat om temperatuur van de lucht en vermogen om waterdamp vast te kunnen houden?
A
Koude lucht houdt meer waterdamp vast.
B
Warme lucht houdt meer waterdamp vast.
C
Koude lucht houdt minder waterdamp vast.
D
Koude lucht houdt meer waterdamp vast.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Luchtdrukverdeling wereldwijd
De luchtdrukverdeling  wordt bepaald door de temperatuurverschillen. 
Temperatuurverschillen bepalen of de lucht daalt of stijgt (luchtdrukverschil)
Verschil in luchtdruk veroorzaakt verschil neerslag.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Neerslagfactoren
Stijgende Lucht

Slide 18 - Slide

 Een belangrijke vraag is: hoe ontstaat neerslag? Wat zijn de neerslagfactoren? De volgende twee regels moet je goed onthouden. Lucht die opstijgt, koelt af. En: koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme. Het teveel aan waterdamp verandert in waterdruppels of sneeuwvlokken. Als ze aan elkaar vast gaan zitten en groter worden, vallen de druppels of ijsdeeltjes naar beneden als neerslag: water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerkomt. Bij de vaste vorm moet je denken aan sneeuw en hagel, bij de vloeibare vorm aan regen en mist.
Stuwingsneerslag

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Neerslagfactoren

  • stijgingsregen
  • stuwingsregen
  • frontale regen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Frontale regen:
Koude en warme lucht ontmoeten elkaar op gematigde breedte.

Warme lucht wordt gedwongen op te stijgen > frontale regen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Samenvattend
stuwingsregen                 frontale regen                  stijgingsregen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Oorzaak en gevolg hoe neerslag ontstaat:

Oorzaak: Boven warm water                                        lucht . Hoe hoger je komt
hoe

Gevolg:                                              lucht kan                                    waterdamp vasthouden, waardoor het gaat regenen





 stijgt 
daalt
warmer
Kouder
koude
warme
daalt de lucht
meer
minder

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Oorzaak en gevolg waarom het droog blijft:

Oorzaak: Boven                  water                                        lucht . Hoe dichterbij het aardoppervlak  je komt, hoe                                           het wordt.


Gevolg:                                              lucht kan                                    waterdamp vasthouden, waardoor droog blijft.





 stijgt 
daalt
warmer
Kouder
koude
warme
daalt de lucht
meer
minder
koud

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Ligging van een gebied aan zee of ver landinwaarts is andere neerslagfactor.
Aan zee: 
  • aanlandige wind: vochtige zeelucht
  • aflandige wind: droog

Slide 25 - Slide

This item has no instructions