begrijpend lezen les 2: leesstrategieën, onderwerp/deelonderwerp/alinea

 Begrijpend lezen 2
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 Begrijpend lezen 2

Slide 1 - Slide

Lezen
10 minuten

Slide 2 - Slide

Deze les gaan we...

...tekstsoorten en tekstdoelen herhalen
....de verschillende leesstrategieën ontdekken
....onderwerp van een tekst bepalen

Slide 3 - Slide

vorige les heb je geleerd...
  • Welke doelen een tekst heeft (volgende slide)
  • De soorten teksten die daarbij horen.
  • Voor welk publiek een tekst is geschreven.

Slide 4 - Slide

vorige les heb je geleerd...
TekstDOEL
TekstSOORT
Informeren
Uiteenzetting
Opiniëren 
Beschouwing 
Overtuigen
Betoog
Activeren
bijv. reclametekst, folder, poster
Amuseren 
bijv. gedicht, strip, jeugdboek 
Leer dit rijtje (in de vakantie) uit je hoofd

Slide 5 - Slide

informeren
Tekstdoelen
opiniëren
overtuigen
amuseren
activeren
 Je wordt aangespoord iets te doen
Je wordt overgehaald om iets te doen
De schrijver geeft een mening om de lezer over te halen
Je hoort de argumenten van de schrijver
De lezer een mening laten vormen of na laten denken.
Je ziet verschillende kanten van het onderwerp
De lezer krijgt alleen informatie
Je komt iets nieuws te weten
 De lezer wordt vermaakt




Slide 6 - Slide

Publiek
Een schrijver moet inschatten wat zijn lezerspubliek wil weten. Bijvoorbeeld voor wie schrijf ik:

- Breed: Alle jongeren op middelbare scholen
- Smaller: Eerstejaarsstudenten Technische Natuurkunde
- Specifiek: De mentor van klas V5A
Voor welk publiek is een tekst geschreven

Slide 7 - Slide

Publieksgerichtheid
Inhoud
  • Inhoud
  • Onderwerp
  • Taalgebruik
  • Lay-out
  • Plaats van publicatie

Slide 8 - Slide

Publieksgerichtheid
Onderwerp:
Onderbouw gala


Pensioenen
  • Inhoud
  • Onderwerp
  • Taalgebruik
  • Lay-out
  • Plaats van publicatie

Slide 9 - Slide

Publieksgerichtheid
  • Inhoud
  • Onderwerp
  • Taalgebruik
  • Lay-out
  • Plaats van publicatie

Slide 10 - Slide

Aan het einde van de les...
  • kun je door middel van (d.m.v.) oriënterend lezen het onderwerp van een tekst bepalen
  • weet je wat een alinea is
  • kan je passende tussenkopjes bedenken
  • weet je wat een deelonderwerp is.

Slide 11 - Slide

Leesstrategieën/ Leesmanieren
- Zoekend lezen
- Oriënterend lezen
- Globaal lezen
- Grondig en intensief lezen
- Studerend lezen
- Kritisch lezen

Slide 12 - Slide

Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie                                             Leesdoel                                                                              
Zoekend lezen                                 Informatie opzoeken

Je gebruikt:
inhoudsopgave, register, trefwoorden

Voorbeeld > woordenboek

Slide 13 - Slide

Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie / manier                       Leesdoel                                                                                 
Oriënterend lezen                       Eerste indruk krijgen van een tekst

Je gebruikt:
Titel, eerste paar zinnen(inleiding), tussenkopjes, laatste zinnen, anders gedrukte woorden, illustratie en bronvermelding.

Slide 14 - Slide

Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie                                             Leesdoel                                                                             
Globaal lezen                                    Ontdekken waar een tekst over gaat


Je gebruikt:
De eerste en laatste zinnen van elke alinea. De kernzinnen van alle alinea's in de kernzin staat meestal de hoofdzaak van de alinea.

Slide 15 - Slide

Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie                                             Leesdoel                                                                              
Grondig en intensief lezen         Tekst helemaal begrijpen

Je gebruikt:
Aandachtig hele tekst lezen, zin voor zin. Tekst echt begrijpen. 
Het onderwerp van de hele tekst? Deelonderwerpen van elke alinea? Wat wil de tekst duidelijk maken? Welke zinnen zijn moeilijk (die lees je nog een keer). Zoeken naar de betekenis van de woorden die je nog niet kent.

Slide 16 - Slide

Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie                                             Leesdoel                                                                              
Studerend lezen                             Tekst leren

Je gebruikt: 
Intensief lezen met als extra doel: onthouden wat je hebt gelezen. Belangrijke zaken onderstrepen en/of aantekeningen bij maken. 

Slide 17 - Slide

Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie                                             Leesdoel                                                   
Kritisch lezen                                   Tekst beoordelen; Klopt het? Compleet?

Je gebruikt:
Logisch nadenken en erachter komen of de informatie allemaal klopt. Dus andere teksten gebruiken om te vergelijken. 

Slide 18 - Slide

Leesstrategieën/ Leesmanieren
Strategie                                             Leesdoel                                                                              
-  Zoekend lezen                              Informatie opzoeken
- Oriënterend lezen                        Eerste indruk krijgen
- Globaal lezen                                  Hoofdzaken eruit halen
- Grondig en intensief lezen       Helemaal begrijpen
- Studerend lezen                            Leren
- Kritisch lezen                                  Beoordelen: waar/compleet

Slide 19 - Slide

ONDERWERP
  • Een tekst of een verhaal gaat ergens over
  • Dit noem je het onderwerp van een tekst en wordt in
       1 of enkele woorden opgeschreven.
  • Lees de tekst eerst oriënterend en stel dan de vraag:
       


Waarover gaat de hele tekst?

Slide 20 - Slide

DEELONDERWERPEN
  • In een tekst kunnen verschillende dingen over het 
       onderwerp gezegd worden.
  • Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn 
       deelonderwerpen.
  • Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.

Slide 21 - Slide

Voorbeeld: Onderwerp en deelonderwerp   

  • Tekst over wintersport.
  • Onderwerp: Wintersport
  • Deelonderwerpen: wintersportgebieden, sneeuwconditie, kosten, drukte tijdens schoolvakanties

Slide 22 - Slide

Alinea's
  • Een tekst is meestal verdeeld in meerdere stukjes. 
  • Dit noemen we...
  • alinea's.

Slide 23 - Slide

Alinea's
  • Een alinea bestaat uit meerdere zinnen die allemaal over hetzelfde onderwerp gaan.

Slide 24 - Slide

Aan de slag!
Open LessonUp les 2.
maak slide 25 t/m 30.

Slide 25 - Slide

Wat zijn voorbeelden van tekstDOELEN?
A
artikel, tijdschrift, krant
B
informeren, opiniëren, activeren, overtuigen
C
informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst
D
krant, tv, social media

Slide 26 - Quiz

Als het gaat om tekstdoelen,
van wie is het dan het doel?
A
de docent Nederlands
B
de schrijver van de tekst
C
de lezer van de tekst
D
schrijver én lezer

Slide 27 - Quiz

De schrijver heeft een doel met de tekst. 




Natuurlijk zoekt een lezer ook naar teksten met een bepaald doel. 
Een journalist schrijft met een ander doel dan 
een copywriter van een reclamebureau.
Als je een betoog moet schrijven, schrijf je een
andere tekst dan als je een informerende tekst moet schrijven.
De schrijver heeft een doel met haar/zijn tekst. 





Natuurlijk zoekt een lezer ook naar teksten met een bepaald doel. 
Als je even wilt ontspannen, pak je misschien een stripboek, als je iets lekker wilt koken, zoek je een recept.

Slide 28 - Slide

Waarom is het goed om tekstdoelen
te kunnen herkennen?
A
zo weet je wat de schrijver wil bereiken
B
om er meer van te kunnen begrijpen en te leren
C
dan word je niet te snel overtuigd of overgehaald
D
om teksten te beoordelen en er kritisch naar te kijken

Slide 29 - Quiz

Tekstsoorten

Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren

Slide 30 - Quiz

Tekstsoorten

Doel van een krantenbericht
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren

Slide 31 - Quiz

Welke 2 tekstvormen horen bij activeren?
A
advertentie
B
nieuwsbericht
C
klachtenbrief in krant
D
poster

Slide 32 - Quiz

Welke tekstvormen horen bij een uiteenzettende tekst?
A
reclame, nieuwsbericht in de krant, handleiding
B
gedicht, schoolboekentekst, recept
C
recept, handleiding, schoolboekentekst
D
handleiding, gedicht, recept

Slide 33 - Quiz

Welke tekstvormen kunnen horen bij het tekstdoel ' overtuigen'. Kies de twee juiste antwoorden.
A
ingezonden brief
B
nieuwsbericht
C
recensie
D
roman

Slide 34 - Quiz

Huiswerk!
  • Download het boek Op Niveau 1V (dus niet 1H/V)
  • Lees tekst 6 -11  (voor deze les ook uitgeprint)
  • Maak de opdrachten in je schrift.


Slide 35 - Slide