HNE Duits M4 wk 41 les 1

Herzlich willkommen M4
Montag 7. Oktober 2024
Woche 41 - Herbst
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen M4
Montag 7. Oktober 2024
Woche 41 - Herbst

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- Lernen 15 Minuten für dein SE
- Grammatik (zum Schluß)
- Wir schauen ein paar Bilder an (mondeling)
- Lesefertigkeit




Slide 2 - Slide

der / ein-Gruppe
In het Duits hebben de lidwoorden van de der/ein-Gruppe een andere vorm die wordt bepaald door de rol die ze hebben in de zin. 
Dus als het woord een andere functie dan het onderwerp heeft, kan het lidwoord veranderen. 

der (mannelijk) wordt bijvoorbeeld in lijdend voorwerp den
die (vrouwelijk) blijft die 
das (vrouwelijk) blijft das
der-Gruppe:

Slide 3 - Slide

der / ein-Gruppe
In het Duits hebben de lidwoorden van de der/ein-Gruppe een andere vorm die wordt bepaald door de rol die ze hebben in de zin. 
Dus als het woord een andere functie dan het onderwerp heeft, kan het lidwoord veranderen. 

Je kende al 
mannelijk en onzijdig = zonder -e
vrouwelijk en meervoud = met -e
ein-Gruppe:
= ONDERWERP

Slide 4 - Slide

Wat moet er op deze plek:
... Mutter (haar) liest ... Zeitung (deze)
A
ihr .... dies
B
die .... diese
C
ihre .... diese
D
ihre .... dieser

Slide 5 - Quiz

STUFENPLAN 
Stap 1: bepaal of het woord waarvan je de uitgang zoekt bij de der- of ein-Gruppe hoort
der-Gruppe
ein-Gruppe
Stap 2: stel vast of het bijbehorende zelfstandig nw mannelijk/vrouwelijk of onzijdig is
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
Stap 3: stel vast in welke naamval het zinsdeel staat waar het zelstandig naamwoord bij hoort
1e naamval
3e naamval
4e naamval
Uitzondering: zit er een voorzetsel met een vaste naamval voor het betreffende zelfstandig naamwoord?

Slide 6 - Slide

Jetzt ein bisschen schwieriger

Slide 7 - Slide

Wat moet er op deze plek:
Ich kaufe ......... Kuchen (m) (een)
A
ein
B
eine
C
keine
D
einen

Slide 8 - Quiz

Wat moet er op deze plek:
Ich lese .... Buch (o) (jouw)
A
dein
B
deines
C
deiner
D
deinem

Slide 9 - Quiz

Wat moet er op deze plek:
Der Mann kauft .... Hund (m) (deze)
A
dies
B
dieser
C
diesen
D
diesem

Slide 10 - Quiz

Wat moet er op deze plek:
... Mutter (haar) liest ... Zeitung (deze)
A
ihr .... dies
B
die .... diese
C
ihre .... diese
D
ihre .... dieser

Slide 11 - Quiz

Wat moet er op deze plek:
Ein Dieb nimmt das Geld aus (haar) ________ Tasche (v).
A
seinem
B
ihrem
C
ihr
D
ihrer

Slide 12 - Quiz

Wat moet er op deze plek:
Nach (het)__________ Essen (s) fuhr er zu (zijn) _______ Freundin (v)..
A
dem, ihrer
B
das, seiner
C
das, ihrem
D
dem, seiner

Slide 13 - Quiz

Wat moet er op deze plek:
Es fahren immer viele Autos durch (onze) ___________Straße (v)
A
unsere
B
unserem
C
unserer
D
unser

Slide 14 - Quiz

Wat moet er op deze plek:
Hast du (deze) _____________________ Film (m) gesehen?
A
diesem
B
diesen
C
dieser
D
dieses

Slide 15 - Quiz

Was machen wir heute?
- Lernen 15 Minuten für deine Prüfung
- Grammatik
- Wir schauen ein paar Bilder an (mondeling)
- Lesefertigkeit




Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

LESEN
examenboekje

Slide 20 - Slide

Film oder ...

Slide 21 - Slide

Bis Mittwoch!

Slide 22 - Slide