Over attributies: hoe we gedrag en succes verklaren (of verdoezelen)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Waarom gaf u mij een vier?
Over attributies: hoe we gedrag en succes verklaren (of verdoezelen)
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
Startvraag: hoe verklaar jij een cijfer? Wat is een attributie (en wat is de fout)? Leesfragment + herkenbare situaties Drie soorten denkfouten Reflectie: hoe denk jij over jezelf en anderen? Afsluiting
Slide 2 - Slide
Wakker worden: Wat zeg jij tegen jezelf als je een 8 haalt?
Slide 3 - Open question
Wakker worden: Wat zeg jij tegen jezelf als je een 4 haalt?
Slide 4 - Open question
Wat is attributie?
Attributie = de manier waarop je oorzaken toekent aan gedrag of gebeurtenissen
Intern: het ligt aan mij
Extern: het ligt aan iets buiten mij
Slide 5 - Slide
Wat is attributie?
Attributie = de manier waarop je oorzaken toekent aan gedrag of gebeurtenissen
Stabiel: dit is altijd zo
Instabiel: dit is tijdelijk of veranderbaar
Slide 6 - Slide
Wat is attributie?
Situatie Oorzaak Soort attributie
Ik heb een 8 Ik ben goed in dit vak Intern, stabiel Ik heb een 8 Ik had geluk met de vragen Extern, instabiel Ik heb een 4 De leraar mag mij niet Extern, stabiel Ik heb een 4 Ik had niet geleerd Intern, instabiel
Slide 7 - Slide
Leesblokje
Slide 8 - Slide
Wat is een fundamentele attributiefout?
A
Het vergeten van je eigen fouten
B
De neiging om je gedrag altijd positief te beoordelen
C
Het overschatten van persoonlijke oorzaken bij het gedrag van anderen
D
Het verkeerd beantwoorden van een toetsvraag
Slide 9 - Quiz
Wat is een voorbeeld van zelfdienende attributie?
A
Je denkt dat succes vooral door geluk komt
B
Je denkt dat een ander het altijd beter weet
C
Je geeft jezelf de schuld als iets misgaat
D
Je zegt dat je een goed cijfer haalde omdat je slim bent, maar een slecht cijfer kwam door de toets
Slide 10 - Quiz
Welke drie vragen stelde Bernard Weiner in zijn attributietheorie?
A
Intern of extern? / Stabiel of veranderlijk? / Controleerbaar of niet?
B
Intern of extern? / Simpel of moeilijk? / Toeval of bedoeling?
C
Echt of nep? / Moeite of geluk? / Goed of fout?
D
Oorzaak of gevolg? / Direct of indirect? / Bewust of onbewust?
Slide 11 - Quiz
Attributie op een rijtje:
Intern vs. extern – “Ik ben goed” vs. “Het lag aan de docent” Stabiel vs. instabiel – “Ik ben dom” vs. “Ik had niet geleerd” Bij jezelf vs. bij de ander (fundamentele fout) – Ik let niet op → ik ben moe – Zij let niet op → ze is ongeïnteresseerd
Slide 12 - Slide
Persoonlijke reflectie (stil werken)
Denk terug aan een succes en een mislukking van de afgelopen weken. Beschrijf van beide: – Wat gebeurde er? – Wat dacht je dat de oorzaak was? – Was dat intern of extern? – Stabiel of instabiel? – Eerlijk of (een beetje) zelfbeschermend?
timer
10:00
Slide 13 - Slide
Afsluiting: Wat kun jij doen om eerlijker te zijn over je eigen bijdrage?
Slide 14 - Open question
Afsluiting: Wat kun jij doen om eerlijker te zijn over de bijdrage van anderen?
Slide 15 - Open question
Einde
“Als ik iets goed doe, komt het door mij. Als ik iets fout doe, ligt het aan de omstandigheden. Dat is logisch – het beschermt me. Maar het helpt me niet.
En als een ander iets fout doet? Dan denk ik vaak: die kan er niks van. Niet: die had een slechte dag. Raar eigenlijk. Voor mezelf gebruik ik omstandigheden – voor anderen gebruik ik oordelen.”