Bijvoeglijk naamwoord - Herhaling

Bijvoeglijk naamwoord
Na deze les weet je wat een bijvoeglijk naamwoord is, wat congrueren precies is en weet je iets over het voorzetsel.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
LatijnVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bijvoeglijk naamwoord
Na deze les weet je wat een bijvoeglijk naamwoord is, wat congrueren precies is en weet je iets over het voorzetsel.

Slide 1 - Slide

Zelfstandige naamwoorden en hun geslacht

Slide 2 - Slide

Geslachten
Zo kun je het dus onthouden:
vrouwelijk
mannelijk
onzijdig
?
1. filia-groep
2. dominus-groep
bellum-groep
3. urbs-groep
nominativus
filia
dominus
bellum
urbs
accusativus
filiam
dominum
bellum
urbem

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord komt voor in de drie geslachten:
mnl.
vrl.
onz.
nominativus
bonus
pulcher
bona
pulchra
bonum
pulchrum
accusativus
bonum
pulchrum
bonam
pulchram
bonum
pulchrum

Slide 4 - Slide

Congrueren
  1. Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd in dezelfde naamval en geslacht als het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
  2. Het overeenkomen tussen een bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord noemen we congrueren.

Slide 5 - Slide

Herhaling: taaloefening A
Je krijgt een zin:

1. Silva est .......                    obscurus

Jij moet obscurus in dezelfde naamval en geslacht zetten als silva. Dat is dus nominativus vrouwelijk. Je vult dan in: obscura.

Slide 6 - Slide

Taaloefening A

1. Templum ....... habet Iuppiter                    magnus


Slide 7 - Slide

Taaloefening A
2. Templum .................. habet Iuppiter                    magnus

3. Mater filiam .................. facit.                               clarus

4. Ignis (mnl.) .................. est.                                 pulcher

5. Rea Silvia virum .................. videt.                      magnus 

Slide 8 - Slide

Taaloefening B
zelfst. nmw.
bijv. nmw.
silvam
bellum
urbs (vrl.)
filius
parva
magnus
obscuram
novum

Slide 9 - Drag question

Taaloefening C
1. Roma urbs clara est.
2. Sororem malam necat.
3. In silva vir bonus ambulta.
4. Apud silvam obscuram deum subito videt.
5. Puella fratrem parvum amat. 

Slide 10 - Slide

Tekst 4B
  1. Je krijgt straks 20 minuten de tijd om tekst 4B te vertalen. Dit doe je in groepjes. Je kunt dus zinnen verdelen.
  2. Zet tot slot de 8 plaatjes op chronologische volgorde zoals deze in het verhaal verteld worden.
timer
20:00

Slide 11 - Slide