5.2 herhalingen leerjaar 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

5.2 herhaling leerjaar 1

Lesdoelen

• Je weet wat een lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel en bijwoord is.

Zelfstandig naamwoord 

Een zelfstandig naamwoord is een dier, ding, mens of gevoel.

Er zijn verschillende soorten zelfstandige naamwoorden.

• Een concreet zelfstandig naamwoord is iets dat je kan aanraken.

• Een abstract zelfstandig naamwoord is iets wat je niet kan aanraken.

• Een eigennaam is bijvoorbeeld een naam van mensen, dieren of dingen

Lidwoorden 

Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.

De woorden de en het zijn bepaalde lidwoorden. Dan kun je precies weten wat bedoelt word.

Een is een onbepaald lidwoord. Dan kun je niet  precies weten wat bedoelt word.

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord. 

Bijvoorbeeld: De groene jas. Het aardige meisje.

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welke stof iets is gemaakt.

Bijvoorbeeld: De zilveren ketting. Een wollen trui. Een houten bank.

Voorzetsel

Een voorzetsel is een kort woord. 

Voorzetsels zijn woorden zoals: aan, in, op, uit en voor.

Voorzetsels geven vaak een plaats, tijd of reden aan.

Bijwoord

Een bijwoord is een woord dat ergens bij hoort. Het kan bijvoorbeeld:

• een tijd

• een plaats/richting

• een reden

• een vraag

• een (on)zekerheid

• een ontkenning

Wat is het onbepaald lidwoord?

1. De
2. En
3. Een
4. Het

Geeft het *bijwoord* bij een plaats, tijd, reden of vraag aan?

Het boek ligt *hier*.

1. Reden
2. Tijd
3. Plaats
4. Vraag

Dat meisje heeft een blauwe trui.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

1. Meisje
2. Heeft
3. Trui
4. Blauwe

Wat is een abstract zelfstandig naamwoord?

1. Fiets
2. Maand
3. Roze
4. Amsterdam