This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom
A2I!
Slide 1 - Slide
Wat doen we vandaag?
Even inkomen - werkwoordspelling
Leerdoelen bespreken
Interactieve instructie werkwoordspelling
Aan de slag
Wat heb je nodig?
Boek open op bladzijde 110 (les 27, Werkwoordspelling)
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden.
Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
Ik kan bijzonderheden in werkwoordspelling uitleggen.
Wat heb je hieraan in het leven?
Slide 3 - Slide
Leerdoelen - wat heb je eraan?
Je hebt het altijd nodig bij alles wat je schrijft.
Word herkent lang niet alle werkwoordspellingsfouten, dus je moet het zelf kunnen.
Uit onderzoek blijkt dat mensen die spelfouten maken, minder serieus worden genomen. Denk hierbij aan een sollicitatiebrief , een werkgerelateerde mail, een klachtenbrief enzv.
Slide 4 - Slide
Werkwoordspelling
Om een werkwoord goed te spellen, moet je allereerst drie dingen weten:
Is het werkwoord een persoonsvorm (in de tegenwoordige of verleden tijd)?
of iets anders? (een voltooid/onvoltooid deelwoord, infinitief, bijv nw)?
Gaat het om een sterk, zwak of onregelmatig werkwoord?
Slide 5 - Slide
5 vragen
hierna volgen 5 vragen.
Spel de werkwoordsvormen juist in de zinnen.
Slide 6 - Slide
Lionel Messi (stichten, vt) veel verwarring bij de verdediging van de tegenstander.
Slide 7 - Open question
De (beantwoorden) vraag werd helaas niet goed gerekend.
Slide 8 - Open question
Heeft hij dat filmpje echt per ongeluk (deleten)?
Slide 9 - Open question
Het (gebeuren) wel eens dat leerlingen telaat komen op school.
Slide 10 - Open question
Juliette (vinden, t.t.) Temptation Island een fantastisch programma.
Slide 11 - Open question
Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk
Les 27 opdracht 1, 2 en 3 op blz. 110 en 111
De rest doet mee met de instructie
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Zwakke werkwoorden
- Leer jezelf aan om een stappenplan te volgen om deze werkwoorden juist te spellen.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Hij (geloven, t.t.) die leugens toch niet?
Stap 1: Hij geloofd/gelooft die leugens toch niet?
Stap 2: is geloofd/gelooft de persoonsvorm? -> ja, want als ik de zin in de verleden tijd zet, verandert geloofd/gelooft in geloofde (Hij geloofde die leugens toch niet? )
Stap 3: Wie geloofd/geloofd er iets niet?->hij ->dus: stam+ t
Stap 4: Hij gelooft die leugens toch niet?
Slide 19 - Slide
Tante Yvonne (houden) heel veel van haar hondje Turbo.
Slide 20 - Open question
Slide 21 - Slide
Ik (missen, v.t.) de juiste afslag.
Stap 1: Ik miste/misde de juiste afslag.
Stap 2: is miste/misde de persoonsvorm? -> ja, want als ik de zin in de tegenwoordige tijd zet, verandert miste/misde in mis (Ik mis de juiste afslag )
Stap 3: 't sexy fokschaapje gebruiken. Zit de laatste letter van de stam (miss) in 't sexy fokschaapje? -> Ja! -> dus: stam + te
Stap 4: Ik miste de juiste afslag.
Slide 22 - Slide
Hij (verwachten, v.t.) niet dat de leerlingen de toets zouden vinden.
Slide 23 - Open question
Zelf aan de slag
Maak les 27 opdracht 1 t/m 3 maken op pagina 110 en 111.
Klaar? Ga dan stillezen.
Je mag zachtjes overleggen met je buur.
Je maakt de opdrachten in je schrift!
Let op spelling en het maken van goede zinnen!
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Ik heb 8000 euro (pinnen).
Stap 1: Ik heb 8000 euro gepind/gepint.
Stap 2: is miste/misde de persoonsvorm? -> nee, want als ik de zin van tijd verander (ik had 8000 euro gepint/gepind) dan verandert gepind/gepint niet van vorm.
Stap 3: OF verlengproef: zeg je gepinde of gepinte? -> gepinde, dus gepind met een 'd'. OF 't sexy fokschaapjegebruiken. Zit de laatste letter van de stam (pinn) in 't sexy fokschaapje? -> Nee, dus: gebruik een 'd'
Stap 4: Ik heb 8000 euro gepind.
Slide 26 - Slide
Dat moment staat in zijn geheugen (griffen). .
Slide 27 - Open question
Vanuit een woonhuis (worden, tt) de dader al een tijd (bespieden, v.d.) .
Slide 28 - Open question
Ik ben toen ik klein was vaak door mijn kat (krabben).
Slide 29 - Open question
Slide 30 - Slide
Leerdoelen
Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden.
Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
Ik kan bijzonderheden in werkwoordspelling uitleggen.
Slide 31 - Slide
Halverwege werd nog de snelste tijd (timen) , maar hij (finishen, v.t.) als laatste.
Slide 32 - Open question
Hij (faken, vt) dat hij (faceliften) was.
Slide 33 - Open question
Leerdoelen
Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden.
Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
Ik kan bijzonderheden in werkwoordspelling uitleggen.