Bewegingen vastleggen

6.1 Bewegingen vastleggen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

6.1 Bewegingen vastleggen

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken-40
Wat weten we: Gegeven:  t reactie = 0,75  s. figuur 33 aflezen de reactieafstand :.......s reactie ( m)
Gevraagd: beginsnelheid v in m/s
Formule: v = s/t
Berekening: v = ....../ 0,75
Antwoord v = ..........m/s
Wat weten we? Gegevens: uit figuur 33 de remmende auto aflezen, wanneer staat de auto stil? Dat is de totale stopafstand in meter.
Wat weten we? de beginsnelheid en de reactietijd, wat gevraagd, de reactieafstand: 
s reactie= v x t

Slide 2 - Slide

Huiswerk bespreken-40
Wat weten we? G: de beginsnelheid en de reactietijd,
G: wat gevraagd, de reactieafstand: 
F: s reactie= v x t
B:
A: s reactie = ................m
Wat weten we? G: de reactie afstand, de totale stopafstand
G: de remweg.
F Stopafstand = reactieafstand + remweg
B: .....................= ............................. + ?
A: remweg = ..................m

Slide 3 - Slide

6.1 Bewegingen vastleggen
Leerdoel 1: Ik kan uitleggen op welke manieren je bewegingen kunt vastleggen. 
Leerdoel 2: Ik kan een plaats-tijd tabel maken. 
Leerdoel 3a: Ik kan een plaats-tijd diagram maken. 
Leerdoel 3b: Ik kan een plaats-tijd diagram aflezen.

Slide 4 - Slide

Een beweging vastleggen
Je kunt dit doen met:

Een video camera; gewoonlijk 30 beelden per seconde.
Een aantal foto's snel achter elkaar.
Een stroboscopische foto.
Computerprogramma om video-opnames te analyseren

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Een afstand,tijd diagram tekenen
Iemand laat een bal rollen. De  stroboscoop flitst  2 x per seconde. We gaan het afstand,tijd-diagram tekenen.
( denkstap 2 x per 1 seconde)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

plaats (m)
0
0,03
0,10

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

opg. 3 Leg uit bij welke foto een gewone lamp is gebruikt en waar een stroboscoop.

Slide 11 - Slide

opg. 4 a Hoe vaak heeft de stroboscoop geflitst ?

Slide 12 - Slide

opg. 4 b Hoe lang duurde de hele beweging ? Er zat 0,15 s tussen de foto's.

Slide 13 - Slide

opg. 5 a Waar bewoog de bal het snelst ?

Slide 14 - Slide

opg. 5 d Hoe lang duurt het stuiteren tussen A en B als er 10 flitsen per seconde waren ?

Slide 15 - Slide

I kunt een beweging vastleggen door een video-opname te maken. De videocamera van Marlies maakt opnames van 25 beelden per seconde.
Wat is de tijd tussen twee opeenvolgende beelden?
De tijd tussen twee opeenvolgende beelden is

Slide 16 - Open question

II Je kunt niet elke video-opname zo maar analyseren. Voor een goed resultaat moet een video-opname aan een aantal voorwaarden voldoen.
Welke voorwaarden zijn dat?
A
De camera moet stilstaan.
B
De lengte van de video-opname moet bekend zijn.
C
Het aantal beelden per seconde moet bekend zijn.
D
De schaal van het beeld moet bekend zijn.

Slide 17 - Quiz

III kunt een beweging vastleggen door een video-opname te maken. De videocamera van Susan maakt opnames van 40 beelden per seconde.
Wat is de tijd tussen twee opeenvolgende beelden?
De tijd tussen twee opeenvolgende beelden is

Slide 18 - Open question

IV Je kunt niet elke video-opname zo maar analyseren. Voor een goed resultaat moet een video-opname aan een aantal voorwaarden voldoen.
Aan welke voorwaarden moet een video-opname voldoen?

A
de video-opnam duurt niet langer dan 10 s.
B
het voorwerp beweegt voor een stilstaande camera langs.
C
je moet weten uit hoeveel beelden per seconde de opname bestaat.

Slide 19 - Quiz

V Muriël maakt een foto van een beweging. Daarbij gebruikt ze een lamp die met regelmatige tussenpozen een korte lichtflits geeft.
Hoe heet zo'n lamp? Zo'n lamp heet een -----------

Slide 20 - Open question

VI Je ziet een stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits.
Hoeveel tijdsverschil zit er tussen de eerste en de laatste opname?
Het tijdsverschil tussen de eerste en de laatste opname is
A
0,5 s
B
0,6 s
C
0,7 s
D
0,8 s

Slide 21 - Quiz

VII Je ziet een stroboscopische foto van een speelgoedeend die weg wordt gegooid.
Op welk moment bewoog de speelgoedeend het snelst?
A
toen hij beneden was
B
toen hij boven was
C
hij bewoog steeds even snel

Slide 22 - Quiz

VIII Karel maakt een foto van een beweging. Daarbij gebruikt hij een lamp die met regelmatige tussenpozen een korte lichtflits geeft.
Hoe heet zo'n lamp? Zo'n lamp heet een

Slide 23 - Open question

IX Je ziet de stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits.
Hoeveel tijdsverschil zit er tussen de eerste en de laatste opname?
A
0,5 s
B
0,6 s
C
0,7 s
D
0,8 s

Slide 24 - Quiz

Je ziet een stroboscopische foto van een speelgoedeend die weg wordt gegooid.
Op welk moment bewoog de speelgoedeend het langzaamst?
A
toen hij beneden was
B
toen hij boven was
C
hij bewoog steeds even snel

Slide 25 - Quiz

X Kevin heeft een video-opname van een vallende bal. Hij wil een plaats-tijdtabel maken van deze valbeweging.
Wat moet Kevin weten om dat te kunnen doen?
A
hoeveel belden er zijn gemaakt per seconde
B
uit hoeveel opnames de opname bestaat
C
van welke afstand de opnam gemaakt is
D
wat de schaal van de videobeelden is

Slide 26 - Quiz

XI Wat is een (x,t)-diagram?
Een (x,t)-diagram is een grafiek van een --------------- waarin je bij elk------------ de bijbehorende plaats kunt aflezen.

Slide 27 - Open question

XII Wat is een (x,t)-diagram?
Een (x,t)-diagram is een grafiek van een --------- , waarin je bij elk tijdstip de bijbehorende ----------- kunt aflezen.

Slide 28 - Open question

XII Gijs heeft een video-opname van een parachutespringer. Hij wil een plaats,-tijdtabel maken van deze beweging.
Wat moet Gijs weten om dat te kunnen doen?
A
hoe groot de afstanden op beelden in werkelijkheid zijn.
B
hoe lang de hele video-opname duurt.
C
met welke tussepozen de momentopnames zijn gemaakt.
D
wat de resolutie van de video-opname is.

Slide 29 - Quiz

Zelfstandig werken
Wat: Lees, gebruik deze lesson-up en maak van hoofdstuk 6, paragraaf 1 en 2 een WOORDWEB (met begrippen en omschrijvingen van par. 1 en 2)
Oefening en zelf te maken: A: Omrekenen en B Een cassettebandje
Wanneer: Zorg dat dit volgens huiswerkopdrachtenplanning 8 januari in teams af is en ingeleverd. 
Hoe: Met je boek en in je schrift. Schrijf met pen, teken met potlood. 
Klaar?: (T-huiswerk) opdracht A en B, woordweb met begrippen en omschrijvingen. En test je zelf 1 t/m 7

Slide 30 - Slide

Woordweb-voorbeeld bij huiswerkopdracht bij 8 januari

Slide 31 - Slide

A: Schaalsommen: Afstand/tijd/snelheid in de verhoudingstabel
MET ALTIJD GEGEVEN, GEVRAAGD, FORMULE, BEREKENING EN ANTWOORD
Afstand (s, in m.) berekenen:
De snelheid van een voertuig is 110 km/uur. Het voertuig is 3 uur en 30 minuten onderweg.
Bereken de afgelegde afstand in meter
De snelheid van een voertuig is 80 km/uur. Het voertuig is 3 uur en 25 minuten onderweg.
Bereken de afgelegde afstand in meter




Slide 32 - Slide

tijd (t, in s.) berekenen:
De snelheid van een voertuig is 35 km/uur. Het voertuig heeft 119 km afgelegd.
Hoelang was het voertuig onderweg? Noteer in het aantal seconde.
De snelheid van een voertuig is 5 km/uur. Het voertuig heeft 16 km afgelegd.
Hoelang was het voertuig onderweg?(in s.)

Slide 33 - Slide

snelheid (v in m/s) berekenen
Het voertuig heeft 15 km afgelegd en deed daar 3 uur en 25 minuten over.
Bereken de snelheid van het voertuig. (antwoord in 1 decimaal)
Het voertuig heeft 80 km afgelegd en deed daar 2 uur en 25 minuten over.
Bereken de snelheid van het voertuig
(MEER OEFENINGEN: SOMMENPRINTER.NL)

Slide 34 - Slide

B Bewegen: Onderwerp: Rechtlijnige beweging
Een cassette bandje
Tekst: Als je een cassette afpeelt is de snelheid van de tape 4,75 cm/s. Een bandje heeft een speelduur van 45 minuten per kant. Wat is de lengte van de tape als je de tape helemaal zou uitrollen?
Wat haal je uit de tekst, de gegevens:
Noteer de gegevens met grootheid en eenheid:
G: v = 4,75 cm/s,  v = ..............m/s, t = 45 minuten per kant ( 1 minuut = 60 seconde), t = .......s.
G: lengte van de tape = s van afstand, aantal cm en omrekenen naar aantal m
F: v = s/t , s = v x t, t =s / v (dit moet je oefenen en weten)
B: s = v x t
s = .....x ......
A: s =..............m

Slide 35 - Slide

B Een cassette bandje
Stel je hebt de twee kanten vol met muziek-opnames staan?
Hoeveel tijd kun je dan van de muziek genieten?
Laat dit zien aan de hand van een berekening met GGFBA.

Slide 36 - Slide