dictee 24
1 / 11
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
A
scheidingkje
B
scheidinkje
C
schijdingkje
D
scheidinkjuh
Slide 2 - Quiz
A
sjampoos
B
shampoo's
C
shampo's
D
shampoos
Slide 3 - Quiz
A
sleeën
B
slayen
C
sleën
D
sleejen
Slide 4 - Quiz
A
springtouw
B
springtauw
C
springtou
D
prinktouw
Slide 5 - Quiz
A
spectakulair
B
spektaculair
C
spectaculair
D
spectaculeauir
Slide 6 - Quiz
A
sportiefiteit
B
sportivitijd
C
sportievieteit
D
sportiviteit
Slide 7 - Quiz
A
ruzieën
B
ruziën
C
ruziejen
D
ruzien
Slide 8 - Quiz
A
sponsen
B
zponzen
C
sponzen
D
sponze
Slide 9 - Quiz
A
paprikkaas
B
paprikaas
C
papprika's
D
paprika's
Slide 10 - Quiz
A
roompatee
B
roompaté
C
roompatté
D
roompateh
