werkwoorden les 1

Werkwoorden
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Werkwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld?
A
Morgen wort mijn oma tachtig.
B
Morgen word mijn oma tachtig.
C
Morgen wordt mijn oma tachtig.
D
Morgen werd mijn oma tachtig.

Slide 3 - Quiz

In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld?
A
Hij verhuist volgende week naar Amsterdam.
B
Hij verhuisd volgende week naar Amsterdam.
C
Hij verhuisdt volgende week naar Amsterdam.
D
Hij verhuisde volgende week naar Amsterdam.

Slide 4 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

(beantwoorden) ..... je zus die vraag niet?

Slide 5 - Open question

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

De zon .... licht en warmte.
A
verspreit
B
verspreid
C
verspreidt
D
versprijt

Slide 6 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

(verkleden) ..... jij je drie keer per dag?

Slide 7 - Open question

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Mijn vader .... de auto bij Aegon.
A
verzeker
B
verzekert
C
verzekerd
D
verzekerdt

Slide 8 - Quiz

Welke zin is juist gespeld?
A
Als ik het antwoord niet raad, word zij boos.
B
Als ik het antwoord niet raadt, word zij boos.
C
Als ik het antwoord niet raadt, wordt zij boos.
D
Als ik het antwoord niet raad, wordt zij boos.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide