Werkwoorden die een (gemoeds)toestand (state of mind) aangeven (want, like, love, hate etc.) en werkwoorden die betrekking hebben op de zintuigen (senses: see, hear, taste, smell, feel) worden meestal in de simple present gebruikt, en dus niet in de present continuous.
Sommige van deze werkwoorden kunnen wél in de present continuous worden gebruikt: als ze iets zeggen over een actie/handeling (action).
- I hear music next door. > I am hearing voices. (Betekenis: I am imagining voices.)
- You see things clearly now. > You are seeing Grace, aren’t you? (Betekenis: You are dating Grace.)
- I think you are ill. > I’m thinking of visiting Greece. (Betekenis: I’m considering it.)