Les 10 H1 Grenzen - Taalverzorging - tt en vt

Hoofdstuk 1
1 / 23
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Taalverzorging

Slide 2 - Slide

Planning
  • Boektoets Witte donderdag
  • Nakijken huiswerk opdracht 1 t/m 7 (p.37 en verder);
  • Theorie H1 Taalverzorging - Spelling;
  • Test je kennis; 
  • Aan de slag.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Lesdoel
Na deze les kun je de tegenwoordige en verleden tijd van de persoonsvorm goed spellen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

STAM OF IK-VORM?
slapen 
     stam = slap
     ik-vorm = slaap

hoeven
     stam = hoev
     ik-vorm = hoef
worden
         stam = word
         ik-vorm = word

Verven
         stam = verv
         ik-vorm = verf

Slide 8 - Slide

Stam en ik-vorm
Infinitief
Stam
Ik-vorm
vinden
vind
(ik) vind
lopen
lop
(ik) loop
vallen
vall
(ik) val
beloven
belov
(ik) beloof

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



werken/worden
ik of jij erachter
ik-vorm 
ik werk, werk jij
ik word, word jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
ik-vorm + t
jij werkt, zij werkt
jij wordt, zij wordt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
wij werken, jullie werken 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvtt) van zwakke werkwoorden: gebruik 't exkofschip



werken/hoesten/rollen
stam = werk, hoest en roll
ik-vorm = werk hoest rol
Enkelvoud
(ik, jij, hij, zij, het, etc.)
ik-vorm + de of te
ik werkte, jij hoestte, hij rolde
Meervoud
(wij, jullie, zij, etc.)
ik-vorm + ten of den
wij werkten, zij hoestten, jullie rolden

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (bestellen)
A
bestelde
B
besteldde

Slide 14 - Quiz

Oefenen 
Maak het lesje op de volgende slide.
Schrijf de antwoorden in je schrift.


Slide 15 - Slide

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.

Slide 16 - Quiz

werkwoordspelling vt
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 17 - Quiz

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Ik ... gisteren voor deze opdracht. (kiezen)
A
kieste
B
kozen
C
koos
D
kiesde

Slide 18 - Quiz

werkwoordspelling pv-tt
A
Hij onthoud.
B
Hij onthoudt.

Slide 19 - Quiz

Hans bleef twee weken thuis vanwege ziekte.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Maak de opdrachten 1 t/m 7 (p. 40 ten verder) in je boek!

Huiswerk voor dinsdag 3 oktober  5e uur
  • Leren H1 theorie H1 (Lezen, Schrijven, Kijken en luisteren en Woordenschat, Leestekens, tegenwoordige en verleden tijd persoonsvorm)
  • Maken opdracht  1 t/m 7  (p. 40 en verder).

Slide 21 - Slide

Les 10 H1 Grenzen - Taalverzorging Spelling

Slide 22 - Slide

Les 10 H1 Grenzen - Taalverzorging - tt en vt

Slide 23 - Slide