14.4 Impulsoverdracht tussen neuronen

14.4 Impulsoverdracht tussen neuronen
Voorkennisvragen:
1. Welke drie typen Natrium kanalen zijn er?
2. Wanneer ontstaat er een actiepotentiaal in een zenuwcel?
3. Waardoor kan er geen nieuw actiepotentiaal ontstaan tijdens de relatieve refractaire periode
timer
2:00
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

14.4 Impulsoverdracht tussen neuronen
Voorkennisvragen:
1. Welke drie typen Natrium kanalen zijn er?
2. Wanneer ontstaat er een actiepotentiaal in een zenuwcel?
3. Waardoor kan er geen nieuw actiepotentiaal ontstaan tijdens de relatieve refractaire periode
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Inhoud hoofdstuk
13.1 Bouw centraal zenuwstelsel (onderdelen hersenen) 2 lessen
13.2 Cellen in het zenuwstelsel
13.3 Impulsgeleiding (hoe gaan signalen door een zenuwcel) 2 lessen
13.4 Impulsoverdracht tussen neuronen 
13.5 Autonoom zenuwstelsel (onbewuste deel van het zenuwstelsel)

Slide 2 - Slide

De Na+-K+-pomp pompt (1) de cel in en (2) de cel uit. Dit kost (3). Dit transport draagt bij aan het handhaven van de (4).
Vul de woorden Na+-ionen, K+-ionen, rustpotentiaal, energie, drie en twee in en maak de zin kloppend.

Slide 3 - Open question

Doel 14.4
Je leert hoe de overdracht van impulsen van het ene op het andere neuron plaatsvindt

Slide 4 - Slide

Lezen blz. 206 en bron 16
Tekstbegripvragen:
1. Wat vind je in de uiteinde van het axon van de presynaptische cel?
2. Wat voor eiwitten zitten op in het post synaptische membraan?
3. Wat is het verschil tussen een exciterende neurotransmitter en een inhiberende neurotransmitter?


timer
7:00
Maak een keuze: 
Uitleg volgen van meneer Floor
Zelfstandig 13.4 doorwerken op studieplein

Slide 5 - Slide

Impulsoverdracht tussen neuronen
Gebeurt altijd één richting op.


Slide 6 - Slide

Verschillende typen schakelingen
 A) Convergentie – Informatie uit verschillende bronnen komt samen bij één neuron.

Slide 7 - Slide

Verschillende typen schakelingen
 B) Divergentie – Informatie uit één bron wordt verspreid naar verschillende bestemmingen.

Slide 8 - Slide

Verschillende typen schakelingen
 C) Parallelcircuit – Eén prikkel veroorzaakt een korte reeks actiepotentialen omdat de parallelwegen verschillend van lengte zijn.

Slide 9 - Slide

Impulsoverdracht tussen neuronen
Exciterende neurotransmitters
Stimuleren het volgende neuron
bv Acetylcholine
Inhiberende neurotransmitters
Remmen het volgende neuron
bv GABA

Slide 10 - Slide

Impulsoverdracht tussen neuronen
Elk neuron maakt maar één type neurotransmitter en kan dus ook alleen maar óf exciterend zijn óf inhiberend.

Slide 11 - Slide

Verschillende typen schakelingen
D) Positieve terugkoppeling – Impulsen kunnen circuleren zodat één prikkel een lange reeks actiepotentialen aan de outputkant kan veroorzaken. Het inhiberende neuron kan het proces zo nodig stoppen. Dergelijke circuits kunnen fungeren als ritmegenerator (bijv. voor rillen of krabben). 

Slide 12 - Slide

Verschillende typen schakelingen
E) Negatieve terugkoppeling – Hierdoor wordt een limiet gesteld aan de vuur-frequentie van het output-neuron; van belang om overstimulatie van bijvoorbeeld spiervezels te voorkomen. 

Slide 13 - Slide

Verschillende typen schakelingen
F) Reciproke inhibitie (wederkerige remming) – Een belangrijk mechanisme dat o.a. gebruikt wordt in het motorische systeem: aanspanning van een buigspier leidt automatisch tot ontspanning van een strekspier, en andersom. 
Het circuit is ook bruikbaar voor functies als contrastversterking en ruisonderdrukking. 

Slide 14 - Slide

1
2
3
4
Vul in: Exciterend, inhiberend of niets?

Slide 15 - Slide

Inhiberende neurotransmitter
Exciterende neurotransmitter
1
2
3
4

Slide 16 - Drag question

Wat gebeurt er in de synaps? Tabel 88G

Slide 17 - Slide

Exciterende neurotransmitter
Stap 1a: Impuls komt aan bij de synaps (presynaptisch membraan)

Slide 18 - Slide

Exciterende neurotransmitter
Stap 1b: Ca2+ poorten gaan open, Ca2+ ionen stromen de cel in
Vraag
Wat voor type kanalen zijn de Ca2+ kanalen?

Slide 19 - Slide

Exciterende neurotransmitter
Stap 2: Neurotransmitterblaasjes worden gemobiliseerd (klaargezet)

Slide 20 - Slide

Exciterende neurotransmitter
Stap 3: Blaasjes fuseren met presynaptisch membraan – neurotransmitter in synaptische spleet

Slide 21 - Slide

Exciterende neurotransmitter
Stap 4: Neurotransmitter bindt aan receptoren op het post-synaptisch membraan

Slide 22 - Slide

Exciterende neurotransmitter
Stap 5: Na+ poorten openen: depolarisatie, actiepotentiaal bij voldoende prikkeling

Slide 23 - Slide

Exciterende neurotransmitter
Stap 6: Neurotransmitter wordt afgebroken door enzymen, poorten sluiten

Vraag
Op welke plekken zou een verdovende drugs kunnen ingrijpen?

Slide 24 - Slide

Exciterende neurotransmitter-> EPSP
Exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP):
de membraanpotentiaal van het postsynaptisch neuron wordt tijdelijk minder negatief

Slide 25 - Slide

Inhiberende neurotransmitter
Stap 5: K+ poorten openen (K+ naar buiten!), dus hyperpolarisatie!
X
X

Slide 26 - Slide

Inhiberende neurotransmitter-> IPSP
Inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP):
de membraanpotentiaal van het postsynaptisch neuron wordt tijdelijk  negatiever

Slide 27 - Slide

EPSP + IPSP = summatie
Elk neuron heeft contact met meerdere andere neuronen.

Slide 28 - Slide

EPSP + IPSP = summatie
De EPSP als gevolg van één stimulerende neurotransmitter is meestal te gering om een actiepotentiaal op te wekken.

Slide 29 - Slide

EPSP + IPSP = summatie
De optelsom (summatie) van alle EPSP's en IPSP's op een bepaald moment bepalen of er in het postsynaptisch neuron een actiepotentiaal optreedt.
Vraag
Op welke manieren kan een drugs, die werkt als neurotransmitter, verdovend werken? 

Slide 30 - Slide

Impulsoverdracht tussen neuronen
Gebeurt met behulp van neurotransmitters.
Lijst met belangrijkste neurotransmitters staat in Tabel 88I.

Vraag:
Bekijk tabel 88I de laatste kolom. Begrijp je de verschillende manieren waarop neurotransmitters werken? 

Slide 31 - Slide

Doel 14.4
Je hebt geleerd hoe de overdracht van impulsen van het ene op het andere neuron plaatsvindt

Slide 32 - Slide

Begrippen 14.4
synaps, presynaptisch/ postsynaptisch membraan, synapsspleet, neurotransmitter, exciterende/ inhiberende postsynaptische potentiaal, summatie

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide