What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
Verwijswoorden
Verwijswoorden
Paragraaf 2 en 3 van de cursus formuleren
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verwijswoorden
Paragraaf 2 en 3 van de cursus formuleren
Slide 1 - Slide
Wat is een verwijswoord?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
EV: ik, jij, je, u, hij, zij, ze, het - mij/me, jou/je, u, hem, haar, het
MV: wij/we, jullie, zij/ze, u - ons, jullie, u, hen/hun, ze
Slide 4 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
EV: mijn/m'n, jouw, je, uw, zijn/z'n, haar/d'r
MV: ons/onze, jullie, uw, hun
Slide 5 - Slide
Deze/die, dit en dat
deze = dichtbij die = verder weg
dit = dichtbij dat = verder weg
Slide 6 - Slide
Die of dat?
Die -> de-woorden
Dat -> het-woorden
Slide 7 - Slide
Met wie of waarmee?
Met wie -> PERSOON
Waarmee -> DIER/DING
Geldt ook voor: op wie/waarop, voor wie/waarvoor, tegen wie/waartegen, naast wie/waarnaast
Slide 8 - Slide
Kan je mij de pen ....... daar ligt aangeven?
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 9 - Quiz
Dorine, ......... ik op vakantie ga.
A
Waarmee
B
Met wie
Slide 10 - Quiz
Wat is een verwijswoord?
A
Een bijvoeglijk naamwoord
B
Een zelfstandig naamwoord
C
Een woord dat naar iets verwijst
D
Een werkwoord in de verleden tijd
Slide 11 - Quiz
Welke van de volgende is een verwijswoord? Er zijn meerdere antwoorden goed!
A
Mooi
B
Dat
C
Lopen
D
Hij
Slide 12 - Quiz
Wat is de functie van verwijswoorden?
A
Grammaticale fouten maken
B
Zinnen langer maken
C
Verwijzen naar eerder genoemde dingen
D
Nieuwe onderwerpen introduceren
Slide 13 - Quiz
Welk verwijswoord gebruik je voor 'de man'? Er zijn meerdere antwoorden goed!
A
Zij
B
Het
C
Hij
D
Deze man
Slide 14 - Quiz
Welk verwijswoord gebruik je voor 'de vrouw'? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Het
B
Hij
C
Deze vrouw
D
Zij
Slide 15 - Quiz
Gebruik je 'die' of 'dat' voor een boek?
A
dit
B
de
C
dat
D
die
Slide 16 - Quiz
Gebruik je 'die' of 'dat' voor een hond?
A
het
B
die
C
de
D
dat
Slide 17 - Quiz
Gebruik je 'die' of 'dat' voor een huis?
A
de
B
dit
C
die
D
dat
Slide 18 - Quiz
Aan de slag!
Maak van de cursus formuleren:
* Paragraaf 1: opdracht 1 en 2
* Paragraaf 2: opdracht 1, 2 en 3
Slide 19 - Slide
More lessons like this
Cursus 6 Formuleren - 4 uittreksel Verwijzen met pers. en bez. vnw.
June 2023
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
4/6 (in)congruentie
14 days ago
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
Cursus 6 Formuleren - 4 uittreksel Verwijzen met pers. en bez. vnw.
March 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Les 27 5 april 2025
March 2025
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Secondary Education
Zaterdag 13 april 2024 - Cursus 6 Formuleren par. 3 en 4 verwijswoorden
April 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13
Formuleren 3: Congruentie en voorzetsels
May 2025
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
2TH TH-boek Form. §3 Verwijswoorden (2)
March 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
Winf 2MH 12 december 2023
December 2023
- Lesson with
47 slides