SO NOVA water h3 par 1 en 2

Water
SO 
paragraaf 1 en 2
NOVA
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Water
SO 
paragraaf 1 en 2
NOVA

Slide 1 - Slide

De meeste stoffen komen voor in 3 fasen. Welke fasen zijn dat?

Slide 2 - Open question

In een thermometer kun je als vloeistof geen gekleurd water gebruiken om de buitentemperatuur te meten.
Leg uit waarom niet.

Slide 3 - Open question

In de paragraaf zijn 6 soorten neerslag genoemd.
Noem 4 soorten neerslag en zet erachter in welke fase het water zich bevindt.

Slide 4 - Open question

Welke woorden horen op de lege plekken in de zin te staan?

Als de temperatuur stijgt, zet de vloeistof in de ________________ van de thermometer uit. De vloeistof gaat dan in de thermometer _________.

Slide 5 - Open question

Wat is het meetbereik van deze thermometer? Zet ook de eenheid er achter.

Slide 6 - Open question

Lees de thermometers af en sleep de juiste temperatuur naar het rode vlak.
12 °C
11 °C
13 °C
39 °C
37,2 °C
37, 4 °C
8 °C
- 8 °C
9 °C
- 9 °C
14 °C
- 10 °C

Slide 7 - Drag question

Sleep de begrippen naar de juiste plaats.


Vaste stof:



Vloeistof: 

waterdamp
water
Ijs

Slide 8 - Drag question


stijgbuis

reservoir

schaalverdeling

Slide 9 - Drag question

Op school hangen twee dezelfde vloeistofthermometers. Eén vloeistofthermometer hangt buiten, de andere hangt binnen. In de vloeistofthermometer die buiten hangt komt de vloeistof hoger dan in de vloeistofthermometer die binnen hangt.
Maak de zinnen kloppend.

De vloeistof in de vloeistofthermometer buiten heeft een _______

 volume. Buiten is dus het _________ dan binnen.
kleiner
groter
warmer
kouder

Slide 10 - Drag question

Vul de zinnen verder aan:
Als de temperatuur stijgt,
Als de thermometer gevoeliger is gemaakt,
Als de temperatuur daalt,
Als de stijgbuis wijder wordt gemaakt,
is de stijgbuis dunner geworden.
zet de vloeistof in het reservoir uit
stijgt de vloeistof in de stijgbuis minder
zakt het vloeistofniveau in de stijgbuis

Slide 11 - Drag question

Maak hieronder het stappenplan voor het ijken van een thermometer
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Thermometer in smeltend ijs
Thermometer in kokend water
verdeel de afstand tussen de 2 punten in 10 gelijke stukken
maak de schaalverdeling

Slide 12 - Drag question

Om te zien hoe warm het is, gebruik je vaak een vloeistofthermometer.
Welke vloeistof zit er meestal in een vloeistofthermometer?
A
alcohol
B
ether
C
water
D
waterverf

Slide 13 - Quiz

In de figuur zie je een kwikthermometer. Kwikthermometers mogen tegenwoordig niet meer gemaakt worden.

Waarvoor werd deze kwikthermometer gebruikt?
A
om de buitentemperatuur te meten
B
om de lichaamstemperatuur te meten
C
om de oventemperatuur te meten
D
om de vloeistoftemperatuur te meten

Slide 14 - Quiz

Waterdamp kun je zien.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Corrine zegt: “Het wolkje dat je ziet als je uitademt bij koud weer, bestaat uit waterdamp.”
Robin zegt: “Het wolkje dat je ziet als je uitademt bij koud weer, bestaat uit waterdruppeltjes.”

Wie heeft gelijk?
A
Ze hebben geen van beiden gelijk.
B
Alleen Corrine heeft gelijk.
C
Alleen Robin heeft gelijk.
D
Ze hebben allebei gelijk.

Slide 16 - Quiz

Er bestaan zout-, suiker- en ijskristallen.

Wat hebben deze kristallen met elkaar gemeen?
A
De kristallen bestaan uit dezelfde stof.
B
De kristallen hebben dezelfde grootte.
C
Kristallen zijn steeds de vaste fase van de stoffen.

Slide 17 - Quiz

Welke bewering over kristallen is waar?
A
Alle kristallen hebben dezelfde vorm.
B
Kristallen hebben een vloeibare vorm.
C
Kristallen kun je met het blote oog waarnemen.
D
Kristallen bestaan alleen uit water.

Slide 18 - Quiz

Waarom gaat de vloeistof in een vloeistofthermometer omhoog als de temperatuur stijgt?
A
De vloeistof verandert in gas en gaat dan omhoog
B
De vloeistof zet uit als hij warm wordt en gaat dan omlaag
C
De vloeistof zet uit als hij warm wordt en gaat dan omhoog
D
De vloeistof krimpt als hij warm wordt en gaat dan omlaag

Slide 19 - Quiz

Wat is het meetbereik van deze thermometer?

Door op de afbeelding te klikken, krijg je een grotere afbeelding.
A
van 0 ℃ tot 100 ℃
B
van 30 ℃ tot 50 ℃
C
van - 30 ℃ tot 100 ℃
D
van -30 ℃ tot 50 ℃

Slide 20 - Quiz

Hoe wordt een vloeistofthermometer afgelezen?
A
Je kijkt waar de vloeistof begint. Dit punt vergelijk je met het cijfer op de stijgbuis.
B
Je kijkt waar de vloeistof begint. Dit punt vergelijk je met het cijfer op het reservoir.
C
Je kijkt waar de vloeistof eindigt. Dit punt vergelijk je met het cijfer op de schaalverdeling.
D
Je kijkt waar de vloeistof eindigt. Dit punt vergelijk je met het cijfer op het reservoir.

Slide 21 - Quiz

Bij welke thermometer is het verschil tussen de hoogste en de laagste temperatuur het grootst?
A
koortsthermometer
B
oventhermometer
C
buitenthermometer

Slide 22 - Quiz

Peter heeft twee thermometers met exact dezelfde lengte. Op thermometer A is de afstand tussen 0 °C en 10 °C gelijk aan 5,0 cm. Op thermometer B is de afstand tussen 0 °C en 10 °C gelijk aan 10 cm.

Welke thermometer heeft het grootste meetbereik?
A
Thermometer A.
B
Thermometer B.
C
Beide thermometers hebben een even groot meetbereik.
D
Dat kun je met deze gegevens niet weten.

Slide 23 - Quiz