H4.4 Globalisering

§4.4 Globalisering verbindt de wereld
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§4.4 Globalisering verbindt de wereld

Slide 1 - Slide

planning
herhalen
Samen lezen + uitleg
kennisvragen-check

Slide 2 - Slide

Welzijn
Welvaart
Hoog BBP/hoofd
Naar school gaan
Voldoende voedsel kunnen kopen
Toegang tot zorg
Op vakantie kunnen
Een auto hebben

Slide 3 - Drag question

Hoe ontwikkeld een land is, kun je vaak weten door te kijken naar de beroepsbevolking. Wat voor soort werk doen de mensen?
Centrum
Periferie
Semi-periferie
Tertiaire sector
Secundaire sector
Primaire sector

Slide 4 - Drag question

Welk soort land, en waarom?

Slide 5 - Slide

Leerdoelen

  1.  Je weet door welke ontwikkelingen de wereld steeds meer 'krimpt'.
  2. Je begrijpt waarom sommige gebieden meer profiteren van de globalisering dan anderen.
  3. Je kunt goederen indelen naar grondstoffen, halffabricaten en eindproducten.

Slide 6 - Slide

Verbindingen 
Eet je wel eens ananas? Of mango? Of heb je een mobieltje? Of draag je spijkerbroeken?

Weet je waar je spullen allemaal vandaan komen? Of gemaakt zijn?

Dit komt doordat gebieden op aarde steeds meer met elkaar verbonden raken. Dit noem je globalisering.

Slide 7 - Slide

Globalisering
Gebieden en mensen raken steeds meer met elkaar verbonden. Dat noem je globalisering.



Slide 8 - Slide

Voorbeelden van MNO's

Slide 9 - Slide

Oorzaken globalisering
Technologische ontwikkeling
Afstand tussen gebieden verdwijnt (krimpen). Dit komt door onder andere het internet, vliegtuigen en schepen.
Verdwijnen van handelsbelemmeringen
De grenzen vanaf 1990 open voor de wereldmarkt. Hierdoor is handel gemakkelijker. Invoerbelastingen verdwijnen.
multinationale ondernemingen (mno).
Vanaf 1975 ontwikkelen bedrijven zich tot bedrijven die zich overal ter wereld op meerdere plekken vestigen 

Slide 10 - Slide

Het wereldsysteem verandert

Slide 11 - Slide

Drie soorten goederen
-> Grondstoffen: nog niet bewerkte goederen - (periferie)
-> Halffabricaten: bewerkte grondstoffen - (semiperiferie)
-> Eindproducten: producten die gereed zijn en verkocht kunnen worden - (centrum)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Van grondstof naar eindproduct
Vroeger:
Periferie -> verkoop van grondstoffen
Centrumlanden -> productie van halffabricaten en eindproducten

Tegenwoordig:
Periferie / semiperiferie -> Productie van halffabricaten en eindproducten
Centrumlanden -> sluiting van fabrieken

Slide 14 - Slide

Welvaart verschuift
Vroeger:
Periferie -> arm
Centrumlanden -> rijk door de productie van goederen

Tegenwoordig:
Periferie / semiperiferie -> economie groeit
Semiperiferie -> economie groeit harder door productie halffabricaten en eindproducten
Centrumlanden -> sluiting van fabrieken

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Problemen
Door de verschuiving binnen het wereldsysteem zijn er winnaars, maar ook verliezers. 
Verliezers:
- Veelal in Afrika ten zuiden van de Sahara.
*periferie
> Vaak geen grondstoffen
> mno's willen niet investeren
*centrumlanden
> door globalisering worden sommige mensen hier ook armer dan eerst

Slide 17 - Slide

Wat zijn grondstoffen?
A
aardolie, aardgas, hout en water
B
hout, water, aardolie en aluminium
C
benzine, aardgas, water en hout
D
zonne-energie, water, wind en aardgas

Slide 18 - Quiz

De wereld krimpt

Globalisering betekent....
A
Dat gebieden minder verbonden raken
B
Dat veel gebieden toegang hebben tot internet
C
Dat gebieden meer verbonden raken
D
Dat veel gebieden belangrijk zijn in economie

Slide 19 - Quiz

Sleep de afbeeldingen naar de juiste categorie.
Grondstoffen
Half
fabricaten
Eindproducten

Slide 20 - Drag question

Grondstof
Halffabricant
Eindproduct
Periferie
Semi-Periferie
Centrum

Slide 21 - Drag question

Beoordeel de volgende stellingen. Welk antwoord is juist?
I De productie van grondstoffen levert meer op dan de productie van eindproducten.
II De productie van halffabricaten levert meer op dan de productie van eindproducten.
A
I is juist II is onjuist
B
I is onjuist II is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 22 - Quiz

Vragen?
vragen?

Slide 23 - Slide