Lesson goal: At the end of the class you can correctly implement the grammar in 3 sentences
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
What are we going to do today?
- Grammar revision + check grammar J
- I stones + ex 21 tm 24
- Afsluiting
Lesson goal: At the end of the class you can correctly implement the grammar in 3 sentences
Slide 1 - Slide
Past Simple, Present Perfect & Past Continuous
Past Simple:
Je maakt de Past Simple: door -ed achter het werkwoord te zetten. (of eerste rijtje onregelmatige ww.)
Je gebruikt hem als: iets in het verleden gebeurd is en nu afgelopen. Vaak staat er een tijdsbepaling in de zin: yesterday.
On Wednesday we had dinner at a restaurant.
Slide 2 - Slide
Present Perfect:
Je maakt de PP met have/has + voltooid deelwoord (of 3de van het rijtje onregelmatige ww.)
Je gebruikt hem als: iets in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is, te praten over ervaringen tot nu toe of om te zeggen dat iets in het verleden begonnen is en je daar nu resultaat van merkt.
They won't come because they have missed the bus.
Slide 3 - Slide
Past Continuous:
Je maakt hem met was/were + hele werkwoord + ing. Je gebruikt de PS om te benadrukken dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was. In NL: waren aan het/ zaten te.
The aircraft was flying low.
Slide 4 - Slide
Je gebruikt de Past Simple en de Past Continuous samen in 1 zin om aan te geven dat er iets gebeurde (past simple) terwijl iets anders al aan de gang was (past continuous)
I was studying for my exams when my mom knocked on the door.
Slide 5 - Slide
I ............ (to study) when my mom ......... (to walk) in the room.
A
was studying, walked
B
studied, was walking
Slide 6 - Quiz
On Wednesday we .......... dinner at a restaurant
A
had
B
have had
C
were having
Slide 7 - Quiz
I ........ worked at the Ulbe since August
A
worked
B
have worked
C
was working
Slide 8 - Quiz
Some, any, every, no & compounds
Some and any betekenen: 'een aantal, enkele & wat'. Woorden die je maakt met some/any: someone, anybody, somebody, anything zijn samengestelde vormen en gebruik je op dezelfde manier.
Any en samengestelde vormen gebruik je:
- in de meeste vragen
- in ontkennende zinnen
Slide 9 - Slide
Some en samengestelde vormen gebruik je:
- in bevestigende zinnen
- in vragen waarvan je denkt dat het antwoord 'ja' is.
- in vragen waarin je iets aanbiedt
Any en every vertaal je beide naar: elk/iedere. Any betekend ieder(e) willekeurige en every betekend: letterlijk elke.
In plaats van not any kun je ook no gebruiken. No en samengestelde vormen gebruik je om nadruk te leggen. - Nothing (not anything)