This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
5. persoonlijk vnw
Staat in plaats van een ZN
Kan twee vormen hebben
ik - mij
jij - jou
hij/zij/ het- hem/ haar
wij - ons
jullie/ u - jullie/ u
zij - hun
6. bezittelijk vnw
Staat altijd voor een ZN
mijn ...(huis)
jouw ... (fiets)
zijn/ haar ... (vriend)
ons/ onze ... (boek, kamer)
jullie/uw ... (tas)
hun
12. Hoofdtelwoord
geeft een hoeveelheid aan:
drie
zevenhonderd
weinig
veel
13. Rangtelwoord
geeft een volgorde aan:
eerste
middelste
laatste
meeste