Geluid maken en horen.

 Geluid 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 10 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Geluid 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Introductie
In de natuur kun je allerlei geluiden horen. Het
ruisen van de zee en het fluiten van vogels. Ook mensen veroorzaken geluid. Ze praten,
zingen, schreeuwen, maken muziek, rijden in auto’s, steken vuurwerk af enzovoort.

Slide 3 - Slide

Wat is geluid?
  • Geluid = trilling.
  • Als je praat, trillen je stembanden
  • In dat geval zijn jou stembanden een geluidsbron.
  • Geluidssterkte (= volume) --> hoe hard het geluid is
  • De toonhoogte  --> hoe laag of hoog het geluid klinkt

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Trillingen
Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt.
• Bij je stem zijn het de stembanden die trillen.
• Bij een luidspreker is het de conus die trilt.
• Bij een gitaar zijn het de snaren die trillen.

Slide 6 - Slide

De tussenstof
  • Je kunt een geluid alleen horen als er een tussenstof (= medium) is: een stof waardoor de trillingen zich kunnen verplaatsen van de geluidsbron naar je oren. 

  • Meestal is lucht de tussenstof. Maar geluid kan zich ook verplaatsen door een vloeistof of een vaste stof (zoals metaal).

  • Het geluid van je stem hoor je bijvoorbeeld niet alleen ‘buitenom’ (via de lucht), maar ook ‘binnendoor’ (via de botten van je schedel).

Slide 7 - Slide

Hoe verloopt geluid naar je oor?
Zonder medium heb je geen geluid. 
Bij vacuüm (= geen luchtdeeltjes) kan geluid dus niet verplaatsen.

Bron
Trommel
Medium
Lucht
Ontvanger
Oor

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Hoe horen wij?
In ons oor zit een trommelvlies
Dit vlies begint te trillen als er via de lucht trillingen binnen komen die van uit de geluidsbron worden verzonden
De stof tusssen ons trommelvlies en de geluidsbron wordt de tussenstof  genoemd.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Welk voorwerp is geen geluidsbron?
A
een deurbel
B
een gitaar
C
een motor
D
een oor

Slide 13 - Quiz

Wat doet een klankkast?
A
Een klankkast kan het geluid versterken.
B
Een klankkast kan het geluid verzwakken.

Slide 14 - Quiz

Een geluidsbron:
A
is een stof waardoor trillingen zich verplaatsen.
B
vangt trillingen van de lucht op.
C
veroorzaakt trillingen in de lucht.
D
zet trillende lucht om in geluid.

Slide 15 - Quiz

Met twee blikjes en een touwtje kun je een ‘telefoon’ maken.
Als het touwtje strak gespannen wordt, kun je met elkaar praten via de blikjes.
Door welke tussenstof verplaatst het geluid zich dan?

Slide 16 - Open question

Kruis de geluidsbronnen aan.
A
een radio die aan staat
B
een pratende man
C
een snaar van een gitaar
D
een bliksemschicht

Slide 17 - Quiz

Kies onder ieder woord de omschrijving die er het beste bij past.
luidspreker
lucht
microfoon
Geluidsbron
Tussenstof
Ontvanger

Slide 18 - Drag question

Vul het ontbrekende woord in.
Je kunt het geluid van een geluidsbron alleen horen
als er een                                 is tussen de geluidsbron
en je oren.
Geluidsbron
Tussenstof
Trilling

Slide 19 - Drag question

Eliza zwemt onder water. De badmeester fluit hard op zijn fluit. Eliza hoort de fluit. 
Geef aan door welke twee tussenstoffen het geluid achtereenvolgens gaat vanaf de fluit tot aan het oor van Eliza. 
Het geluid verplaatst zich eerst door                      en dan door  
  
 
.
Water
Lucht

Slide 20 - Drag question

Waar kan geluid zich niet doorheen bewegen?
A
Lucht
B
Water
C
Beton
D
Vacuüm

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video

Frequentie
Frequentie is het zelfde als toonhoogte

De definitie van frequentie:
Het aantal trillingen per seconde

Slide 23 - Slide

§8.4 Toonhoogte

Slide 24 - Slide

Hoorbaar geluid
  • Een mens kan maar een bepaald geluidsgebied horen
  • Ligt tussen de 20Hz en 20.000 Hz
  • Dit noem je het frequentiebereik
  • Verschillende dieren hebben andere frequentiebereik
  • Hoe goed is jouw gehoor?

Slide 25 - Slide

1
2
Frequentiebereik dieren 

Slide 26 - Slide

Geluid versterken
  • Geluid kun je versterken d.m.v. een klankkast. 
  • Een klankkast is hol, en neemt de trilling van de geluidsbron "over" waardoor het versterkt.
  • Stembanden trillen, die zij normaal nooit goed te horen.
  • Holtes in je hoofd werken ook als klankkast: stembanden trillen en de mond-, neus-, en keelholtes versterken de trilling. Daardoor ben je wel te verstaan.  

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Geluidssterkte
  • De geluidssterkte geeft aan hoe luid het geluid is. Dit wordt gemeten in decibel (= dB).
  • De geluidssterkte meet je met een decibelmeter.
  • Geluidssterkte te hoog? Dan krijg je gehoorschade.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Verminderen van geluidsoverlast
Bij de bron: 
  • Minder geluid maken.

Tussen de bron en de ontvanger: 
  • Geluid absorberen: zacht materiaal gebruiken wat het geluid absorbeert.
  • Geluid weerkaatsen: v.b. Geluidsschermen langs de weg.
  • Afstand tussen bron en ontvanger groter maken.

Bij de ontvanger: 
  • Geluidsisolatie: v.b. dubbel glas in ramen.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Hoe snel gaat het geluid?
  • Licht en geluid bij een bliksemslag.
  • Welke is er eerst? 
  • Snelheid van geluid is in elke stof anders. 
  • Afstand die het geluid aflegt =
    Snelheid van het geluid x tijdsduur ( s = v x t )   

Slide 33 - Slide


Het schip is op zee.
Tussen het uitzenden van het geluid en het ontvangen van de echo zit 0,42 s. 
Hoe diep is de zee?
A
72 m
B
144 m
C
317 m
D
634 m

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

Geluid beweegt door lucht. De snelheid is 343 m/s. Het geluid komt na 10 seconden aan.
Hoeveel meter heeft het geluid afgelegd?
A
343 meter
B
3430 meter
C
171,5 meter
D
6000 meter

Slide 36 - Quiz

Met een decibel meter meet je de geluidssterkte.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 37 - Quiz

Geluid gebruiken om te bepalen op welke locatie zich bevindt heet echolocatie.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Video

Geluid in grafiek
Trillingstijd (T): Hoelang 1 trilling van het geluid duurt (seconden, sec).

Frequentie (f): Het aantal trillingen per seconde. (Hertz, Hz)
Frequentie berekenen: f = 1 ÷ T

Toon: Geluidstrilling met vaste frequentie. 
Trilling grafiek:

Amplitude: De 'hoogte' in de grafiek. Hoe luider het geluid, hoe hoger de amplitude. 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Gehoorgrens
Onderste gehoorgrens: De minimale toon die gehoord kan worden.
Bovenste gehoorgrens: De maximale toon die gehoord kan worden.
Met de leeftijd neemt de bovenste gehoorgrens af. 
Gehoorbereik: Tussen de onderste en bovenste gehoorgrens.


Slide 42 - Slide

Toonhoogte veranderen bij instrumenten
Slaginstrumenten: Vel van slaginstrument strakker spannen.
Snaarinstrumenten: Snaar dikker/dunner maken, snaar strakker spannen, snaar vergroten/verkleinen.
Blaasinstrumenten: Luchtkolom korter/langer maken.

Slide 43 - Slide

De trillingstijd is 0,2 seconden. Wat is de frequentie?
A
5 Hz
B
50 Hz
C
10 Hz
D
20 Hz

Slide 44 - Quiz

Wat is de bovenste gehoorgrens?
A
Wat iemand minimaal kan horen.
B
Wat iemand maximaal kan horen.
C
Welk geluid er pijn doet aan iemands oren.

Slide 45 - Quiz

Wat zegt de amplitude bij geluid?
A
Hoeveel trillingen er per seconden zijn.
B
Hoe luid het geluid is.

Slide 46 - Quiz