Werkwoorden met stam op -d of -t
- Ga naar blz. 156, maak Aufgabe 1 en 2a. Doorloop telkens de stappen:
Stap 1: maak de stam door -en van het hele werkwoord te maken
Stap 2: vindt het pers. vnmw. in de zin: ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie
Stap 3: GEEN pers. vnmw? Bedenk dan door welk pers. vnmw. het onderwerp te vervangen is.
Bijv. mein Freund => er meine Mutter => sie Das Buch => es
Peter und Anna, die Städte => sie (meervoud).
Stap 4: Ga nu naar de tabel op blz. 18. Eindigt de stam op een -d of -t? Kies dan het rijtje 'reden' of antworten. Nee? Dan 'spielen' gebruiken om de juiste uitgang achter de stam te plakken.