Molariteit, Par 7.3

Par 7.3 Molariteit
* zuren-vraag              * nakijken werkblad medelln
* uitleg molariteit      *oefenen
Doelen:  # begrijpen wat molariteit is
                  # notaties molariteit kunnen gebruiken
                  # molariteit kunnen berekenen van oplossingen

1 / 15
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Par 7.3 Molariteit
* zuren-vraag              * nakijken werkblad medelln
* uitleg molariteit      *oefenen
Doelen:  # begrijpen wat molariteit is
                  # notaties molariteit kunnen gebruiken
                  # molariteit kunnen berekenen van oplossingen

Slide 1 - Slide

Sleep naar de juiste plek
Cola
Zure regen
Natronloog
Water
Zeep

Slide 2 - Drag question

BASE
ZUUR
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

Slide 3 - Drag question

Nakijken werkblad:   Sven, Reza, Sterre, Caitlin, Fleur, Douwe: toppers: ga naar IL en geef tips aan medeleerling
Rest: Nu maken werkblad (max 8 minuten)

*bespreken blad/nakijken eigen blad

Slide 4 - Slide

grootheid
symbool
eenheid
symbool
chemische
hoeveelheid
n
mol
mol
volume
V
Liter
L
molariteit
M
molair
mol/L
dichtheid
p
kg/m3

Slide 5 - Slide

Notatie: de molariteit van een opgelost deeltje, zet je tussen [ en  ] 
                                      Heb je een  NaCl-oplossing van 0,23 Molair, 
                                     dan:  [Na+] = 0,23 mol/L = 0,23 M
                                     dan:  [Cl-] = 0,23 mol/L = 0,23 M

Let op:  Alleen deeltje dat echt in oplossing is, mag tussen [].
Dus NIET: [HCl] voor een zoutzuuroplossing en wel [H+] = 0,15 M
en WEL: [HF] =0,15 M voor een waterstoffluorideoplossing

Slide 6 - Slide

Molrekenen
  • Kan gebruik maken van:
  • rekenschema: Kijk waar je bent in het schema en waar je heen wilt. Wat is daar voor nodig?
  • óf je gebruikt de formules:             M =n/V    en n=MxV   en V = n/M  
  • óf je noteert verhoudingstabellen (in aparte uitleg digibord)

Slide 7 - Slide

De eenheid van molariteit is...
A
gram / L
B
mol / L
C
L / gram
D
L / mol

Slide 8 - Quiz


Ik heb een oplossing van een kleurstof in water met een bepaalde molariteit. 
Proef I: Ik voeg 100 mL water toe. Wat gebeurt er met de molariteit?
A
De molariteit blijft gelijk
B
De molariteit wordt groter
C
De molariteit wordt kleiner
D
Dat kun je niet weten

Slide 9 - Quiz


Er wordt 2,0 mol magnesiumchloride opgelost in 0,25 L water. Wat is de molariteit van de oplossing?
 2,0 mol magnesiumchloride opgelost in 0,25 L water. Wat is de molariteit van de oplossing?
molariteit = mol per liter  dus 2,0 mol / 0,25 L = 8,0 M
A
2,0 M
B
4,0 M
C
6,0 M
D
8,0 M

Slide 10 - Quiz


ik los 0.5 mol CaCl2 op in 1.0 Liter water
wat is de molariteit van het Ca2+ ion?
A
CaCl2 : Ca2+ = 1:1 dus ook 0.5 mol/L
B
CaCl2 : Ca2+ = 1:3 dus 0.5/3 = 0.17 mol/L

Slide 11 - Quiz

In een calciumchloride-oplossing is de molariteit calciumionen 0,20 mM.
Wat is de molariteit van de chloride-ionen?
A
0,20 mM
B
0,40 mM
C
0,10 mM
D
geen idee

Slide 12 - Quiz

De molariteit van een glucose-oplossing is 0,550M.
Hoeveel mol glucose zit er in 200ml?
A
2,75103mol
B
1,10101mol
C
2,75101mol
D
1,10102mol

Slide 13 - Quiz

En nu zelf goed verder oefenen:
Maken uit 7.3: 26, 28, 29, 30 en
 naar keuze: 2 kleine C-opdrachten (van 32-35), of 36.

Slide 14 - Slide

Kan ik wel

Kan ik nog niet
Hoe goed beheers jij de leerdoelen? Sleep ze naar de juiste kolom
H7.2
verschil zuur/zure oplossing
verschil sterk/zwak zuur
notatie van sterk en zwak zuur
Sterk en zwak zuur opzoeken in Binas 49
pH berekenen
[H+] berekenen

Slide 15 - Drag question