H1.3

1 / 33
next
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

§ 1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
§1.3 Inkomsten en uitgaven


Lesdoelen:
  • wat voor behoeften kun je hebben?
  • wat betekent het begrip schaars in de economie?
  • wat welvaart is en hoe je welvaart kan toenemen?
  • Je kent de verschillende soorten inkomsten en uitgaven. 
  • Je weet wat budgetteren is. 

Slide 2 - Slide

Indeling van behoeften
  • Primaire behoeften: 
  • noodzakelijke levensbehoeften
  • Secundaire behoeften : 
  • alle overige behoeften die het leven prettiger maken



Slide 3 - Slide

De primaire behoeften van de ene persoon kan een secundaire behoeften voor een ander persoon zijn.
Primaire behoeften
secundaire behoeften
mobiele telefoon


brood
winterjas
woning
kaartje van een concert
villa met een zwembad
schoolboeken

Slide 4 - Drag question

Verschillen in behoeften worden veroorzaakt door :
  • je budget
  • je leeftijd
  • je geslacht
  • je vrienden en klasgenoten 
  • je thuissituatie
  • commerciele beinvloeding  

Slide 5 - Slide

Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig.


Tijd
Geld


Tijd en geld zijn beperkte hoeveelheid aanwezig

Slide 6 - Slide

Schaarste dwingt ons tot het maken van keuzes:

Slide 7 - Slide

Welvaart
is de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien, ook zelfvoorziening draagt bij aan je welvaart.

Slide 8 - Slide

Leg uit wat schaarste te maken heeft met welvaart.

Slide 9 - Open question

Noem een voorbeeld van een goed (goederen)

Slide 10 - Open question

Welk merknaam hoort er bij het soort merk?
Sleep het naar de juiste plek.
A-merk
B-merk
Huismerk

Trido koekjes
G'woon Koekjes 

Lu koekjes

Slide 11 - Drag question

§1.3 Inkomsten en uitgaven
  • Je kent de verschillende soorten inkomsten en uitgaven
  • Je weet wat budgetteren is. 
  • Je kunt rekenen met weken, maanden en jaren.

Slide 12 - Slide

Hoe kun je 
het middel geld krijgen?

  • Inkomen uit arbeid salaris, eigen ondernemer (winst)
  • Inkomen uit bezit verhuur, rente, dividend ​ 
  • Inkomen uit overdracht zak- en kleedgeld, uitkering. 

Slide 13 - Slide

Het loon verschilt per beroep. Waarom is dit? 

Leeftijd 
Prestaties 
Ervaring
Opleiding 
Zwaarte beroep
Verantwoordelijkheid​ 
De vraag naar bepaalde werknemers

Slide 14 - Slide

Denk aan het vorige rijtje. Wie zal er het meeste geld verdienen
(allemaal 10 jaar werkervaring).

A
Docent middelbare school
B
Vuilnisman of -vrouw
C
Directiesecretaris of -secretaresse
D
Oncoloog

Slide 15 - Quiz

Gemiddelde inkomens 
(niet leren)

  • Docent middelbare school                   Gemiddeld 4.000 euro
  • Vuilnisman of -vrouw                              Gemiddeld 2.100 euro
  • Directiesecretaris / -secretaresse    Gemiddeld 2.000 euro
  • Oncoloog                                                       Gemiddeld 4.500 euro

Slide 16 - Slide

Hoe kunnen we uitgaven verdelen?
  • Vaste lasten zijn iedere periode hetzelfde
  • Huishoudelijke uitgaven ook wel dagelijkse uitgaven. Dit zijn uitgaven die je iedere dag kan doen. 
  • Incidentele uitgaven zijn uitgaven die je soms doet en waarvoor je moet sparen

Slide 17 - Slide

Het kopen van een auto valt onder...
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 18 - Quiz

Het kopen van een frikandel bij de snackbar valt onder...
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 19 - Quiz

Budgetteren
Je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen. 

Dit doe je in een begroting, ook wel budgetplan. Overzicht maken van de inkomsten en uitgaven die je in een bepaalde periode verwacht. Deze periode is vaak een maand of jaar. 

Slide 20 - Slide

Begroting

Slide 21 - Slide

Rekenen met weken, maanden en jaren
Een jaar bestaat uit 12 maanden en 52 weken. 
Een maand bestaat niet exact uit 4 weken! 

Jaar > maand = jaarbedrag : 12 maanden 
Maand > jaar = maandbedrag x 12 maanden 
maand > week = maandbedrag x 12 maanden : 52 weken 
week > maand = weekbedrag x 52 weken : 12 maanden

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Piet krijgt 12 euro zakgeld per maand. Hoeveel is dit per week?
A
3 euro
B
144 euro
C
2,77 euro
D
3,02 euro

Slide 24 - Quiz

De jaarbijdrage voor een sport abonnement is 120 euro. Hoeveel is dit per maand?
A
12 euro
B
10 euro
C
2,31 euro
D
12,31 euro

Slide 25 - Quiz

Geld reserveren: Je legt geld apart om een bepaald product te vervangen. 
Je koopt een auto van 12.000 euro en verwacht er vier jaar in te gaan rijden. Een nieuwe auto is over vier jaar 12% duurder. De inruilwaarde van de auto is over vier jaar 7.500 euro (verwachting). Bereken de reservering per maand. 
Stap 1: bereken totale reservering.
Stap 2: haal eventuele restwaarde van reservering af.
Stap 3: bereken maandbedrag. 
Antwoord
12.000 x 1,12 = 13.440 euro 

13.440 - 7.500 = 5.940 euro 

5.940 : 48 = 123,75 euro per maand

Slide 26 - Slide

Aan het werk 


De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

Begin met het maken van opdrachten 9 en 11,
deze bespreken we zo klassikaal.
Maken: par. 1.3 opdrachten: 3 t/m 11
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Keuzewerk


Je kunt aan de slag met de volgende keuzes: 
> Teken vandaag week 1 en 2 bij mij af. 
  • Huiswerk maken: par. 1.3 opdrachten: 3 t/m 11.
  • Maken eigen samenvatting 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias 
timer
10:00

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Afronding van deze les 
  • Je kent de verschillende soorten inkomsten en uitgaven
  • Je weet wat budgetteren is. 
  • Je kunt rekenen met weken, maanden en jaren.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide