2A

Aujourd'hui
Planning:
-Uitleg grammatica C+ révise
-Huiswerk
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Aujourd'hui
Planning:
-Uitleg grammatica C+ révise
-Huiswerk

Slide 1 - Slide

H3, bron C, TB blz 42
L'imparfait: de onvoltooid verleden tijd.

Révise: vervoeging van de regelmatige werkwoorden op -er in de présent, passé composé + futur proche. 

Slide 2 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -er
Werkwoorden zoals parler, donner, trouver, chercher.

In de présent/tegenwoordige tijd: stam + uitgang.
In de passé composé/verleden tijd: hulpwerkwoord (avoir/être) + voltooid deelwoord.

Slide 3 - Slide

Maar wat weet jij hier nog van?

Slide 4 - Mind map

Werkwoorden op -er in de présent:
Stap 1: 
Schrijf de stam op.
Dit doe je door 'er' van het hele werkwoord af te halen.
parler--> parl

Stap 2: 
Voeg de uitgang, die bij het persoonlijk voornaamwoord hoort, eraan toe. 
Uitgangen:


je
e
tu
es
il/elle/on
e
nous
ons
vous
ez
ils/elles
ent

Slide 5 - Slide

Werkwoorden op -er in de passé composé:

Stap 1:
Kijk welk hulpwerkwoord je nodig hebt. In het NL hebben-> Frans avoir. In het NL zijn-> in het Frans être.
Stap 2:
Maak het voltooid deelwoord. Haal de 'r' van het hele werkwoord af, zet een accent op de laatste e. 



Voorbeeld: parler

Stap 1: 
Ik heb gepraat.

J'ai.....

Stap 2:
Parler: r eraf, accent op de laatste e.

J'ai parlé

Slide 6 - Slide

En de futur proche dan?
Deze werkwoorden op -er moet je ook kennen in de futur proche.
Wat moet je hiervoor kennen?

1. De vervoeging van 'aller' in de présent.
2.Het hele werkwoord.

Je zegt namelijk dat je iets gaat doen. Gaan--> aller.

Slide 7 - Slide

Futur proche

Vervoeging 'aller' (om te leren)

Ik ga vinden:

Je vais trouver

Wij gaan praten:

Nous allons parler

U gaat zoeken:

Vous allez chercher
ik ga
je vais
jij gaat
tu vas
hij/zij/men gaat
il/elle/on va
wij gaan
nous allons
jullie gaan/ u gaat
vous allez
zij gaan
ils/elles vont

Slide 8 - Slide

Révise
Zodadelijk ga je in de révise online hiermee oefenen.


Nu: uitleg imparfait

Slide 9 - Slide

L'imparfait/ de verleden tijd
Je kent al de passé composé.

De imparfait is ook een verleden tijd. Je gebruikt de imparfait om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden. 

Slide 10 - Slide

l'imparfait

Elle avait déjà des fans.
Zij had al fans.

Elle était très intelligente.
Zij was heel intelligent.

Slide 11 - Slide

Je maakt de imparfait als volgt:
Stap 1:
Neem de nous-vorm van de présent.

Stap 2:
Haal 'ons' ervan af.

Stap 3:
Voeg de uitgangen toe. 

Slide 12 - Slide

Je maakt de imparfait als volgt:

Stap 1:
Neem de nous-vorm van de présent.

Stap 2:
Haal 'ons' ervan af.

Stap 3:
Voeg de uitgangen toe. 
Uitgangen:
je
ais
tu
ais
il/elle/on
ait
nous
ions
vous
iez
ils/elles
aient

Slide 13 - Slide

Voorbeeld: 
Ik vond

Vinden: trouver

Stap 1: Neem de nous-vorm van de présent   (nous trouvons)
Stap 2: Haal -ons eraf. (trouv)
Stap 3: Voeg de uitgang toe.
Je-> ais
Je trouvais
Uitgangen:
je
ais
tu
ais
il/elle/on
ait
nous
ions
vous
iez
ils/elles
aient

Slide 14 - Slide

Voorbeeld: 
Wij hadden

hebben: avoir 

Stap 1: Neem de nous-vorm van de présent   (nous avons)
Stap 2: Haal -ons eraf. (av)
Stap 3: Voeg de uitgang toe.
nous-> ions
Nous avions
Uitgangen:
je
ais
tu
ais
il/elle/on
ait
nous
ions
vous
iez
ils/elles
aient

Slide 15 - Slide

Opletten:
De imparfait van het werkwoord être is onregelmatig.

Ik was: j'étais
Het was: c'était     (stam is dus ét)

Il y avait is de verleden tijd van il y a.
Er was, er waren. 

Slide 16 - Slide

Maintenant:
Lees door bron C op blz 42 van je tekstboek. Maak een aantekening in je schrift. Bestudeer en leer deze bron. 

Maak de révise online (bron C chapitre 3)
 Huiswerk voor de volgende les. 
Volgende les maken we samen opdrachten 14 en 15.

Slide 17 - Slide