Unité 5 week 13

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Le plan de cours: Leçon 1

Toelichting Het aanwijzend voornaamwoord 

Maken  16C ¨  

les devoirs: Leren A1t/m A5 

maken Ex. 16A-B -D 

PO inleveren 1 april

Le plan de cours: leçon 2

Overhoren A1t/m A5

 Maken ex. 17 (mise en route) ¨ ex 21

Les devoirs:¨ PARLER ¨ ex. 20   , ex. 22 (parler)

Leren A1t/m A8

Le plan de cours: Leçon 1

Overhoren A1t/m A8

socrative voir

maken ex. 24 (mise en route)

en ex. 29 (mise en pratique)

Les devoirs: leren A1t/m A10

Voor week 16: 

 leren)

Le plan de cours: Leçon 2

D toets van unité 5 maken 

Les devoirs: herhalen A1t/m A10 en  Dtoets maken 

leestoets( unité 3 en unité 4) : vocabulaire van u3 en u4 doornemen+ SO Unité 5( A1t/m A5)

Toets

 Dinsdag 20 april 2021:  leestoets( unité 3 en unité 4) : vocabulaire van u3 en u4 doornemen+

 SO unité 5(  leren A1t/m A5)

Na deze les:

- weet je wat een aanwijzend voornaamwoord in het NL & FR is

- weet je hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt in het FR 

- Weet je eindelijk wat de woordjes ce / cet / cette / ces betekenen :)

Toepassing

1. Kijk of het zelfstandig naamwoord meervoud of enkelvoud is. Meervoud? Dan is het 'ces'
2. Is het enkelvoud? Kijk dan of het zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is. Vrouwelijk? dan is het 'cette'
3.  Mannelijk? Kijk nu of het zelfstandig naamwoord met een klinker of h begint. Begint het met een klinker of h? dan is het 'cet'
4. Geen klinker of h? Dan is het 'ce'

En français

In het Frans gebruiken we vier aanwijzende voornaamwoorden: 

Mannelijk enkelvoud	ce
Vrouwelijk enkelvoud	cette
Mannelijk klinker / h	cet
Meervoud	ces

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?

1. de / het / een
2. mijn / jouw / onze / zijn
3. voor / na / tijdens / tegelijk
4. dit / dat / die / deze

______ salade (v)

1. cet
2. ce
3. ces
4. cette

Welke van deze woorden is een aanwijzend voornaamwoord?

1. son
2. une
3. cet
4. des

Bonjour monsieur, oui j'ai choisi. Je voudrais ... chaise. Elle est trop belle!

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Ce sont ... garçons qui ont cause le feu!

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces