Unité 6: H/V1

Le plan de cours: Leçon 1

  • Overhoren A10 
  • GRAMMAIRE I vouloir 
  •  

Les devoirs:  Leren A1t/m A4+ A10
 Maken Ex. 8 A,B,C,D 
Le plan de cours: Leçon 2

  • Overhoren/ uitleg PO( H1) 
  •   ÉCOUTER 
  • Maken¨ ex. 9 ¨ ex. 11 (prononciation)
  • Les devoirs: Leren A1t/m A4 en maken ex. 13 (écouter) ¨ ex. 14 (écouter)
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Le plan de cours: Leçon 1

  • Overhoren A10 
  • GRAMMAIRE I vouloir 
  •  

Les devoirs:  Leren A1t/m A4+ A10
 Maken Ex. 8 A,B,C,D 
Le plan de cours: Leçon 2

  • Overhoren/ uitleg PO( H1) 
  •   ÉCOUTER 
  • Maken¨ ex. 9 ¨ ex. 11 (prononciation)
  • Les devoirs: Leren A1t/m A4 en maken ex. 13 (écouter) ¨ ex. 14 (écouter)

Slide 1 - Slide

Le plan de cours: Leçon 1
overhoren A1t/m A4

¨Maken 17 en EX 18

les devoirs: Leren A6
maken ex 19
Le plan de cours: Leçon 2

Overhoren A1t/m A5

ex. 19 ¨ ex. 22 (parler)
les devoirs: ex. 20 (vocabulaire) en ex. 21 (comment dire)

Slide 2 - Slide

Tips: vaardigheidstoets: lees/luistertoets
Toets week 14 : Lees/ luistertoets
Als voorbereiding op deze toets  van unité 3 + 4 
alle apprendres (ook grammatica) alleen van FA-NE herhalen. 
 Er zijn 2 versies  A en B
Week 16 : Repetitie
repetitie van U5

Slide 3 - Slide

Werkwoord:
vouloir

Slide 4 - Slide

Vouloir (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent

Slide 5 - Slide

Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 6 - Drag question

Zet het werkwoord in de présent.
Elle (vouloir)
A
voulons
B
veux
C
voulu
D
veut

Slide 7 - Quiz

Zet het werkwoord in de présent.
Vous (vouloir)
A
peut
B
peuvent
C
voulons
D
voulez

Slide 8 - Quiz

Zet het werkwoord in de présent.
Ils (vouloir)
A
veulent
B
voulu
C
veut
D
voulons

Slide 9 - Quiz

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Ta copine ______________ (présent)

Slide 10 - Open question

Voer de juiste vorm van vouloir in:
nous ______________ (présent)

Slide 11 - Open question

Voer de juiste vorm van vouloir in:
je ______________ (présent)

Slide 12 - Open question

Voer de juiste vorm van vouloir in:
les garçons ______________ (présent)

Slide 13 - Open question