6.3 Soorten in hun omgeving + 6.4 Relaties tussen soorten

6.3
Soorten in hun omgeving 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

6.3
Soorten in hun omgeving 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 6.3 
6. Je kunt biotische en abiotische factoren herkennen die van invloed zijn op de habitat van een soort
7. Je kunt een toelrantiecuve interpreteren
8. Je kunt het belang van niches voor het samenleven van verschillende soorten beschrijven
9. Je kunt beschrijven hoe adaptaties van een soort ontstaan

Slide 2 - Slide

Factoren die de populatie grootte beïnvloeden kun je verdelen in twee groepen:
Abiotische factoren
zijn facoren uit de levensloze natuurlijke omgeving.

Temp, licht, O2, neerslag, wind, mineralen

Biotische factoren
zijn factoren veroorzaakt door de levende natuurlijke omgeving.

Voedsel, concurrentie, vijanden, bomen voor nesten.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Het goede antwoord is C
op andere plaatsen hun voedsel zoeken - voedsel is biotisch
daling van de temperatuur - temperatuur is abiotisch

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide


Op de X-as van deze grafiek wordt de vochtigheid van de grond weergeven. Op de Y-as zie je de overlevingskansen van  de verschillende plantensoorten a, b, c en d
Welke van de uitspraken is niet waar.
A
Binnen de tolerantie grenzen van c komen soort d en b ook voor.
B
Soort b heeft een grotere tolerantiegrens en is daarom beter bestand tegen schommelingen
C
Soort a en c komen niet naast elkaar voor in een gebied.
D
Bij de optimum waarde van a kunnen soorten b, c en d niet overleven.

Slide 7 - Quiz

De habitat is de levensomgeving van plant /schimmel /dier/bacterie. De plaats waar het leven van een soort zich voor het grootste gedeelte afspeelt. Bij planten wordt ook de term standplaats gebruikt ipv habitat.

Let op, met plaats bedoelen we niet de exacte lokatie (in Ede tegenover de kerk), maar de plek in een ecosysteem waar je een organisme normaal gesproken kunt vinden.

Slide 8 - Slide

Soorten leven samen in een bepaald ecosysteem.  Soorten kunnen (gedeeltelijk) dezelfde habitat hebben. Dit kan omdat ze een verschillende rol of functie hebben
De rol of functie noem je de niche van een soort.


Als we spreken over de niche van een soort dan hebben we het over de interactie van de soort met het ecosysteem. Bijvoorbeeld, de rol van een boomsoort is het geven beschutting, nestgelegenheid, schaduw en voedselbron zijn.
Heel simpel gezegd is habitat het adres en niche het beroep.

Slide 9 - Slide

Door verschillen in niche kunnen verschillende soorten samenleven in dezelfde habitat.

Slide 10 - Slide

De niche van een soort hangt af van zijn habitat
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Twee soorten met een overlap in habitat en niche zijn concurrenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

6.4 Relaties tussen soorten

Slide 13 - Slide

Leerdoelen 6.4
10. Je kunt relaties in een voedselketen en voedselweb herkennen
11. Je kunt verschillende typen relaties tussen organismen herkennen en beschrijven
12. Je kunt uitleggen hoe ziekten en persistente gifstoffen een ecosysteem beïnvloeden

Slide 14 - Slide

Autotrofe organismen produceren direct of indirect het voedsel voor alle andere organismen.

Deze producenten staan altijd aan de basis van een voedselketen of voedselweb.

Slide 15 - Slide

voedselketen 
In de voedselketen spreek je van producenten en consumenten 1e, 2e, 3e,...... orde.

Let op!
Hoe gaan de pijltjes !!!!!!


producent
consument 1e orde
consument 2e orde
consument 3e orde
consument 4e orde
consument 5e orde

Slide 16 - Slide

voedselweb
- wie zijn de producenten?
- wie zijn de consumenten
  1e, 2e of 4e orde?
- welke organismen zijn herbivoor, carnivoor of omivoor?

- welke organismen zijn elkaars concurrenten om voedsel?

Slide 17 - Slide

accumulatie = toenamen van de concentratie niet goed afbreekbare stoffen (perisitente stoffen) in een voedselketen.

Slide 18 - Slide

voedselrelaties 
Predator-prooi relatie

Symbiose



Slide 19 - Slide

Tussen de hoeveelheid predatoren en de hoeveelheid prooidieren bestaat een dynamisch evenwicht. Vaak ligt de piek van de predator rechts van die van de prooidieren. Kun je dat voor jezelf verklaren?
In BINAS 93D2 zie je nog een voorbeeld.

Slide 20 - Slide

Mutualisme is een vorm van symbiose, waarbij allebei de soorten voordeel hebben van de relatie. Een win win situatie dus.
Voorbeelden van mutualisme

Slide 21 - Slide

Commensalisme is een vorm van symbiose, waarbij één van de soorten voordeel heeft van de relatie en de ander maakt het niet zo veel uit. (geen voordeel en geen nadeel)
Commensalisme bij planten noem je epifytisme
De reiger profiteert van de insecten die op de mest afkomen en de in de omgewoelde grond zitten. Buffel heeft geen uitgesproken voordeel of nadeel
Remora vissen zwemmen mee en eten de restjes van de haai.

Slide 22 - Slide

Parasitisme is een vorm van symbiose, waarbij één van de soorten voordeel heeft van de relatie en de ander een nadeel.
Voorbeelden van parasieten en gastheer

Slide 23 - Slide

Er zijn duidelijke verschillen tussen parasitisme en predatie.
-  Meestal is de parasiet klein ten opzichte van de gastheer. De predator is meestal groot vergeleken met de prooi.
- parasiet en gastheer leven langere tijd samen; bij predator prooi is er een (eenmalige) korte ontmoeting.
-  de prooi wordt gedood, de gastheer heeft schade, maar blijft in leven (een parasiet heeft niets aan een dode gastheer)

Slide 24 - Slide

Symbiose
= langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten

Mutualisme:  +/+
Parasitisme:   +/-
Commensalisme:  +/0  

Slide 25 - Slide